'Het illuseum van hersenheim'
eenvoudige en onopvallende poëzie
Buitengewone eigenschappen
in het soms arrogante landschap van dichters
Kuipers publiceert in etappes: na de twee bundels uit 1965 duurt het tot eind jaren ’70 voor er een nieuwe bundel uitkomt en vervolgens blijft het weer 17 jaar stil. Tot in 1997 met de geciteerde bundel
Wolkenjagen.Wat mij bij het lezen van Het illuseum van Hersenheimdirect opvalt, is de onopvallendheid waarmee Kuipers met poëzie omgaat. Hij schrijft over alledaagse gebeurtenissen in een taal die rijk is aan neologismen en samenstellingen. In zijn gedichten komt herhaaldelijk zijn verwondering over het bestaan en de natuur tot uiting. Impressionistische gedichten die hun gelijke niet hebben in de Nederlandstalige poëzie.
HEUVELS. RIVIER. De zomerzon erboven. Ziehier de woning als jij weg bent.
Vogelstippen in de verte.
Ziehier het gras toen jij er nog niet was..
(p. 18)
Uit zijn gedichten spreekt een speciale liefde voor natuur en schoonheid. Onvermijdelijk denk je dan aan de Tachtigers. Bij Kuipers heeft deze liefde echter weinig te maken met vormschoonheid of met onversneden schoonheid, veeleer is zij een remedie tegen verlatenheid, misoordeel, miskenning en frustratie. De dichter voelt zich niet altijd goed begrepen of naar waarde geschat. Hij verlaat zich herhaaldelijk en zonder opstand op de natuur, een keertje op menselijke liefde. Zijn eenzaamheid lijkt wel te zullen duren van wieg tot graf.
…
Iedere dag kom ik dichter mijn dood
dat is duidelijk
dat is zo klaar als mijn sperma.
Ook de balpen waarmee ik dit schrijf
zal eens opraken
dat is zeker
dat staat vast als inkt op papier.
(p. 61)
De dichter is ook heel alert, hij stuurt zijn gedachten bij, hij onderbreekt zijn dromen, hij relativeert, hij houdt het bij kleine toevalligheden. Hij roept een wereld aan ideeën en associaties op, hij probeert met vervreemdende effecten de lezer en zichzelf af te leiden van de essentie, met name waarom hij dicht, welke zijn identiteit is, hoe hij zichzelf voortdurend wil bevestigen.
toen, onbegonnenheid,
dit, deze asiel zocht bij de kurkeik en de kraai
- als je verlaten bent,
jij die alléén bent geboren,
jij die alléén zult sterven,
ga dan te rade bij de verlatenheid.
(p. 14)
De onstuimige levensvreugde die - na een langdurige ziekte - in Wolkenjagenaanwezig was, verdwijnt weer en maakt plaats voor milde verwondering over de natuur en het leven. Deze trend zet zich door in Het illuseum van Hersenheim. Kuipers creëert een wonderlijke wereld met eenvoudige woorden. Indien nodig stelt hij een eigen vocabulaire samen met ongewoon aansprekende neologismen.
KOMT NOEMMENNIET komt … Herenmoeders majesteit Grote Dingendodezee. Niemandshaven.
Dinges lispelen zacht
komt Zegmedan Asjekan
bedfluisteren in de nacht:
der Reine Rookvervlogenheid.
Nimmerstee.
(p. 30)
Neologismen en opvallend lange woorden als armoedzaaierseeuwig, vakantiefluitekruid, keverwemelende wei, halvemaansspooklicht, hellehondoogjeszijn talrijk.
Zijn eigenwijze observatie van de natuur leidt tot beeldende en klankrijke impressies. Ook het gebruik van alliteraties en assonanties geven kracht aan de zegging. Zijn vrije verzen zijn ritmisch bijzonder knap, hij hanteert taal met een grote sensibiliteit, hij lijkt mij vooral een plastisch dichter, zijn gedichten zijn meestal sterk intrigerend, verrassend en verbluffend.
Toch brengt hij - in zijn onthaasting, zijn vluchtigheid, zijn rare woordvormingen - een kwellende boodschap. Alleen door bewust te leven, kun je dingen begrijpen hoe onvoorstelbaar zij ook op het eerste gezicht kunnen lijken.
Thierry Deleu
Frans Kuipers, Het illuseum van Hersenheim, gedichten, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2007, ISBN 978 90 450 1447 0, D/2007/0108/556, NUR 306