Recensie over de bundel

Idioom van geluk

Gedichten

Inge Boulonois

geschreven door Karel Wasch



Voor een recensent is het altijd fijn om een prachtige bundel gedichten te mogen bespreken. De bundel  Idioom van geluk van Inge Boulonois (1945)  is zo'n verzameling verzen. Het heeft even geduurd voordat ik goed onder woorden kon brengen wat deze gedichten nu zo mooi maakt. Ik zal proberen de lezer bij te lichten.


Bruin

 
Bruin daagt als wissel op de tijd,
het belaagt wat helderheid bezit
en raakt de polsslag van pigmenten.
Van bonte zomerlust is het de doffe
nagloed, het overwicht van zwaarte-
kracht in het verrafelende uitzicht.
Bruin is de matheid van kreupele takken,
het craquelé van oude meesterwerken.
Het klopt al melancholie aan je deur-


Uit het hoofdstukje Palet - met maar liefst 6 gedichten over verschillende kleuren - valt dit gedicht op. De eerste zin is direct al raak: Bruin daagt als wissel op de tijd. De kleur bruin is een overgangskleur tussen kleur en donker, niet tussen zwart en wit. De helderheid van een dag verdwijnt en dan komt er zo'n typische mooie Boulonoiszin: raakt de polsslag van pigmenten. Het ritme van kleur krijgt even iets onzekers, worden er kleuren getoond of wordt het steeds meer donker? Die polsslag, oftewel, die overgang, wordt trefzeker neergezet. En in de laatste drie zinnen komt de melancholie op de proppen. Denk aan de herfst, het afvallen en verkleuren van bladeren en hele takken en het craquelé , de scheurtjes, in oude meesterwerken. Denk aan Antoon van Dyck (1599-1641) de schilder van portretten, uit de Gouden Eeuw. Naar hem is zelfs een kleur bruin vernoemd: Van Dyckbruin. En als er nu een kleur melancholie oproept is het wel deze kleur.

Verbazingwekkend hoe een dichter in zo weinig zinnen zo veel kan zeggen. Boulonois is dus, zal verder ook blijken, de dichteres van de zeggingskracht, het verborgen mysterie, dat een fraai gedicht kenmerkt.

Muur


Begint met handen. Iemand,
op de kop af wetend waar het een begint,
het ander eindigt, trekt een lijn.

Eigent zich heel vanzelfsprekend grond toe,
stapelt steen voor steen tot meters-
hoge grens van groot gewicht, rechtlijnig
als een redenering. Harder groeiend
dan vlees en bloed verwelkt. De muur,

onveranderlijk ruw en hard, weert drastisch af.
Kreten stuiteren ertegenaan, vingers tasten
tevergeefs naar kieren, blikken zoeken
loergaten. Hooguit bezetten mossen het gesteente.

Hoe dik of dun ook, de muur wil nimmer wijken
staat onverzettelijk op eigen plaats,
haaks op de horizon van tijd,
op de aardbol die net als de muur
gestalte kreeg door stof. Van eeuwen-


Dit gedicht komt uit de reeks Grenzen/Polyptiek. Een polyptiek is een schilderij bestaande uit meerdere panelen, zoals veel altaarstukken. In deze trits staan Muur, Dak, Deur, Drempel ,Raam en Schutting.


Op het eerste gezicht huis- tuin- en keukenonderwerpen. Maar niets is wat het lijkt bij deze briljante dichteres. In de eerste strofe tast iemand een muur af vanuit zijn fysieke prepositie. Het is de grens, een lijn, begin en eind. De muur eigent zich heel vanzelfsprekend grond toe. De muur als wezen, als een organisch geheel, dat zijn wetten opdringt.en in de derde strofe dringt hij zich aan de omstanders op als een ontmoetingsplek, maar onverbiddelijk. Slechts mos , het zachte-, kan zich vestigen op de muur. Let op de mooie tegenstelling tussen de harde bijna onbreekbare muur en het tere zachte mos. En in de laatste strofe is het karakter neergezet van de muur, onverzettelijk, maar ook gemaakt van stoffelijkheid. schitterend zo'n ontdekkingstocht langs iets, dat we allemaal kennen. Of toch niet?


Het gedeelte Verplaatsingen in tijd staan 9 verzen. In deze gedichten is het thema verplaatsing ruim opgevat. Met een Zeilboot, zoals in het eerste gedicht kan je je letterlijk verplaatsen. In andere gedichten verplaatst de dichteres zich naar het verleden. Dat gebeurt via een Penhuisje. U weet wel zo'n huisje vol elektriciteit, vaak erg mooi vormgegeven, maar nu een soort monument.

En in Van Ruimte schuwt de dichteres het grote gebaar niet.


Perspectief


De dag een pas ontloken oog,
de lucht een broodnuchter plein
waarop één rode wolkenkolos
van hier naar daar verstrijkt.

Vanzelfsprekend denk ik direkt
aan Piet Mondriaan, maar hier
is de kolos mooi afgerond, licht
transparant ook, zonder gele rand


en stijlloos: geen streep of stip
of aangedikte streken dus echt
geen kunst. De wolk schreed voorbij.
Ik krimp tot op een haar na niets -


Het perspectief is een oneindige uitgangspositie om zoiets ongrijpbaars als de ruimte onder woorden te kunnen brengen. Mondriaan als de man die de wolk uit de eerste strofe onder controle zou hebben gebracht. Grappig genoeg schilderde Mondriaan voor zijn hoekige periode ook eens een wolk. In de laatste strofe lost de wolk op, maar de dichteres zelf ook, ze geeft zich over aan de ruimte, een offerande!

De afdeling Uit de Kunst is wat meer traditioneel van aard, maar het zijn dan ook gedichten over schilderijen van oude meesters als  Ruysdael, Vermeer, Holbein en Morandi, maar ook moderner: Edward Hopper, an Gogh en Mondriaan.
En de cycli Van de kleine wereld en Idioom van geluk bevatten veel moois, dat ik de lezer maar zelf laat ervaren.

Ik heb deze bundel gelezen en herlezen en vind de gedichten zonder uitzondering sterk, trefzeker, teder en verrassend. En dat laatste komt omdat Boulonois nergens uitglijdt in sentimentaliteit terwijl ze de achterkant van de realiteit aftast. Integendeel, ze kan zonder opsmuk een grote diepte bereiken in haar verzen en haar palet is vol en rijk! Eén van de beste bundels van dit jaar! Misschien wel de beste! Men leze!


Inge Boulonois won diverse prijzen en was ook stadsdichter van Heerhugowaard. Haar gedichten staan in veel bloemlezingen en talloze literaire bladen.


ISBN 9789492411020 | Paperback | 84 pagina's | Uitgeverij Kontrast | maart 2016

© Karel Wasch, 10 mei 2016

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER