Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Jan Kleefstra




Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel


Winterflarden

gedichten

Jan Kleefstra





Het is alweer de zesde bundel gedichten van Kleefstra. Je houdt het niet voor mogelijk, dat zo’n begaafde dichter nog niet bekend is.

Omdat de natuur een grote rol speelt in de verzen van Kleefstra weet hij in deze bundel de winter centraal te zetten, maar dan wat resten van die winter achterlaten in het land maar ook in de geest van de immer observerende dichter. De bundel is fraai geïllustreerd door Christiaan Kuitwaard.


Ik wikkel touwtjes
om mijn houten winterlijf
breek wat vingers als ik honger krijg

nooit geler ogen vingen vrees mooier
in het afgebeten mes op de bank

telkens een wond ergens anders

het gif lang onderweg

op mijn zij één oog
dat naar de hemel staart

in mijn hand een hand
die groter wordt


De dichter is stijf uit de winter gekomen, door de kou natuurlijk, De vingers zijn er nog stijf van. Het mes weerspiegelt de angst van de hoofdpersoon, dat gevoel we weten niet waar we aan toe zijn. Als de dichter op zijn zij ligt neemt hij alles met één oog waar. De hand, die groter wordt rust al in de andere om zichzelf vast te houden om de onzekerheid te bestrijden. Een vers dat zich pas ontsluit als je het vaker leest.

De bundel is verdeeld in hoofdstukken: Parelzang, De Nabootsing, Ochtendragen, Laatbloeiers en Beschouwingen.

Onweer zuivert geen luchten
een gebed geen keel vol muggen

vanwege de eenvoud
bloeit mijn hart trager

misschien dat mijn geduld
het gelaat vindt dat daarbij hoort

ik heb een winterberk mijn hand gegeven
in haar zoom mijn bijeen geraapte moed gelegd

zo stil kan een leven zijn


Het onweer kan dreigend zijn maar de lucht wordt er niet altijd door gezuiverd, net zoals een keel niet gezuiverd wordt door een gebed. Harde waarnemingen maar al te waar.

Prachtig de strofe met: misschien dat mijn geduld het gelaat vindt dat daarbij hoort.
Dat kennen we wel het innerlijk verraadt zich in het uiterlijk, maar soms verbergen we het. Bijna de gehele bundel gaat over de frictie tussen binnen- en buitenwereld. Gevoel en waarneming. De boom geeft moed aan de dichter, door haar stilte en rust en kracht.


Zingend riet
hecht zich als rijp aan
de klanken die we verloren zijn

de schroom
de alles verzengende geur
zolang we naar Engelse wolken staren

de omvang
waaraan ik licht heb getwijfeld

de lijnen om het land bijeen te houden

ik wil een kiekendief zien vliegen
daarbij de vrees wegdenken


Wie riet heeft horen zingen in de wind, weet dat de vergelijking met rijp, dat zich aan de klanken zou hechten volkomen juist is.
De Engelse wolken zijn dreigender dan de fraaie Nederlandse luchten.
Als mens voel je je klein op sommige plekken op sommige momenten in de natuur De kiekendief, een roofvogel, geeft de dichter wellicht weer kracht, verdrijft zijn angsten. Ze vervliegen letterlijk met het gaan van de vogel.

De zesde bundel van Kleefstra is er gelukkig. Het is niet de meest toegankelijke bundel van  deze begaafde dichter. Een bundel voor op de nachtkastjes of om mee te nemen naar die natuurplekken die na de winter weer ontwaken. Lees en ontwaak!

ISBN9789464871401| Softcover| 79 pagina’s | Uitgeverij Aspekt| februari 2024

© Karel Wasch, maart 2024.

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 




Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel

Laat het bos maar uithuilen

gedichten

Jan Kleefstra




Naast een begenadigd dichter is Jan Kleefstra ook een natuurvorser in de meest letterlijke betekenis van het woord. Zijn wandelingen in het Friese, kwetsbare en gekwelde, landschap leverden al een aantal fraaie bundels gedichten op bij uitgeverij Aspekt. Nu is er een bundel bij uitgeverij Wijdemeer met als basis de wandelingen van Kleefstra in Zuid-Frankrijk. Hij wandelde door het gebied Causses et Cevennes. Achterin de bundel zijn een paar fraaie foto’s opgenomen van het gebied.
Verder in de bundel illustraties van Lucien Tinga. Het siert Kleefstra dat hij deze gedichten uitgeeft bij een andere uitgever, ze vinden hun oorsprong in een heel ander gebied dan het Friese.
Hiervoor verscheen het verslag Veldwerk bij uitgeverij Wijdemeer. Een groot boek met teksten van o.a. Kleefstra en illustraties van Christiaan Kuitwaard. We beperken ons tot Laat het bos maar uithuilen.


Ineen gedoken diep uit de keel ratelende zang


stel je hoog boven de wereld
een plek zonder wind voor


angst heerst er alleen in het winterkleed van
het open veld waar de zang geen weerklank vindt


stel je de sneeuwbarre tocht naar beneden voor
alleen de levenden zetten de tocht voort


en mocht je nog niet wakker zijn
blijf dan bij mij


Een typisch Kleefstravers. Teder omcirkelt hij zijn eigen fantasieën. Of zijn het imaginaties? De natuur moet er zijn, mag er even in zijn gedachten niet zijn. Dan

slaat angst toe over zijn afwezigheid en bekruipt de nietigheid de hoofdpersoon. Die zich dan weer troost door iemand aan te roepen om bij hem te blijven

of is het de natuur zelf, die moet blijven? Weergaloos!


Wat als de vlucht
telkens met ongeduld
struikelend langs de hemel
eenvoudiger verstrijkt dan de vreugde


altijd dat verstoorde evenwicht
dat zich uit de voren wringt
en naar plevieren zoekt


alsof flarden wolken
niet uiteen te wiegen zijn


In het bovenstaande gedicht is het alweer raak. Lees de eerste strofe aandachtig en je zult versteld staan van de diepgang ervan. Een strijd tussen vlucht, ongeduld aan de ene kant en vreugde aan de andere. Het ongeduld en de vernieling tegenover het herstellen van de harmonie in een enkele strofe neergezet. Kleefstra vecht voor de natuur, het is bekend in woord en daad. Maar hier schetst hij de problemen vanuit een hoge blik, helicopterview. Is er nog hoop? De flarden wolken kunnen alleen gewiegd worden. Let op dat tere woord. Je wiegt een baby, maar een wolk? Wie weet.


Op windstille dagen brengen leeuweriken me niet aan het huilen


ook niet met de droeve bekentenis dat de zon
alleen nog in dichtgeknepen ogen opkomt


hoe lang dragen vleugels net als toen
het lichaam dwars door fijnmazige regen


zware soms schelle tonen over de wereld slepend


als jongen zocht ik onder zelfde hemelen
uitgehongerd naar een weidevogel


wierp verder dan ooit
een zachtaardig licht
voor de regen uit


Een nostalgisch vers over het verloren gaan van onbevangenheid. De jeugd kent ontroering, onbevangen. Maar daarna is die moeilijker te vinden, want we zijn te veel in ons zelf ondergedompeld. Maar de jeugd van de dichter wierp wel een licht vooruit hoe de wereld zou zijn wanneer hij was opgegroeid.


De prachtige verzen in deze bundel zijn stuk voor stuk monumenten. Om een natuur te behouden, die elke keer weer wordt bedreigd. En Kleefstra weet zichzelf centraal te posteren in die open strijd. De nietige mens als vernieler, maar hopelijk ook als beschermer of hersteller. Hoe is het mogelijk dat Kleefstra, niet al lang grote prijzen won voor zijn werk. Of komt dat nog? Wanneer de jury’s eindelijk wakker worden. Men leze!


ISBN 9789492052780| Hardcover| 95 blz.| Uitgeverij Wijdemeer | augustus 2021

© Karel Wasch september 2021

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 



Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel

Verlegen land

gedichten

Jan Kleefstra





Dit is alweer de vijfde bundel van Jan Kleefstra bij uitgeverij Aspekt. In tegenstelling tot zijn vorige bundels is er niet een vast thema. Wel zijn er steeds herkenningspunten en veel metaforen tussen de natuur en de mens. De natuur is bezield en de mens steeds minder, lijkt het wel in deze bundel. Ook is de bundel soms wat somber (of is het serieus) van toon?


Het zijn de gunstelingen maar
die in het afgietsel van de vergeving
menen dat de nacht niet bestaat

dat vloed vanzelf het achtergebleven gerucht
uit de monden van de wakkeren spoelt

ik kruip steeds dichter naar de weg

zal mezelf in de slootkant verstoppen

een steen op de buik leggen


Een mooi vers. De gunstelingen hebben door hun opstelling en hun onterecht optimisme de realiteit uit het oog verloren. En de wakkeren, de groep van critici en mensen, die zijn blijven nadenken over de rampspoed die zich over de aarde verspreid, worden niet serieus genomen. De dichter kan het nauwelijks nog aan en: kruipt steeds dichter naar de weg. Wil hij ontsnappen? Wil hij zich verstoppen, van de boze wereld afkeren? Of verdwijnen, door een steen op zijn buik te leggen. De wereld weegt te zwaar.

Ergens eindigt de sneeuw
en begint de zee

nooit vanzelfsprekend
met ruwe streken besmeurd

misschien wel is de wind haar toegewijde bedelaar
die op de rand van afgoderij een zware balk
naar de liefde zeult

of wilde dromen temt
en strandt op een fluistering

het wachten is op de zon
waar nog ietwat sneeuw dwarrelt
vanwaar de zee begint

 
Geheimzinnig hoe het gedicht begint, de sneeuw is weg als de zee begint, in de vloedlijn dus. We kunnen dat scheidsvlak maar moeilijk traceren. En dan komt het in de derde strofe, dat is de schuld van een bedelaar, de wind namelijk. Het is een hij en hij zeult een zware balk naar de liefde. Is hij wel zo zuiver? In de volgende strofe temt hij wilde dromen, maar strandt hij op een fluistering. De zon laat de laatste sneeuw smelten en we zien gewoon weer de zee in al haar pracht. Mysterieus, dit vers. Bij de toegewijde bedelaar dacht ik ook aan Christus.


Dat riet hoger bloeit dan gras
de vink eenvoudiger leeft dan de leeuwerik

ik heb met argwaan
een struik uit elkaar geklauwd

de voorzichtige inkepingen afgewacht

om het leed op te lossen
uit het water
een paar blauwe lippen gestolen

 
De natuur doorgronden. Riet wordt hoger dan gras. Waarom? En als ornitholoog weet Kleefstra - als geen ander - dat de vink eenvoudiger leeft dan de leeuwerik. Maar hij begaat een fout, wil in een struik kijken. En bezeert zich daarbij. De blauwe, verkoelende lippen van het water schenken de gewonde verkoeling. Trefzeker.

En ook al is deze bundel gevuld met gestroomlijnde poëzie. Ze zijn nergens hermetisch, de mooie verzen. Waarom heeft Kleefstra niet al lang alle literaire prijzen in Nederland in de wacht gesleept? Dat zegt veel over Nederland. Wat een fraaie bundel.


ISBN 9789463389273 | Zachtcover |72 blz. | Uitgeverij Aspekt | augustus 2020

© Karel Wasch, augustus 2020

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 



Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel

Windtoon

gedichten

Jan Kleefstra




Jan Kleefstra (1964) heeft een vierde bundel gedichten uitgegeven bij Aspekt. De thema’s van deze (soms korte) verzen zijn zeer divers: Het traag aanzwellen van de wind, de aanloop van de ochtend, die weet dat ze zich over zal geven, de slaaptrek van duizenden ganzen, een versleten muziekstuk, twee keuvelende raven of de bloei op een plek waar niemand komt.


Als het water grijnst
durft niemand met een boot naar zee


Zo’n typische geestelijke observatie van Kleefstra. Het water dat grijnst. We kennen het fenomeen allemaal, maar hebben Kleefstra nodig om ons bij te lichten. Het water kan vriendelijk kabbelen, woest stormen en nog veel meer. De jonge Goethe (1949-1832) beschreef in zijn tocht langs een rivier, wanneer je die rivier aanvoelt. Je zou dan alle geluiden van die rivier moeten kunnen duiden: het murmelen, klotsen, roeren, gorgelen etc. Jan Kleefstra kent als geen ander de fenomenen in de natuur. Is hier een nieuwe Goethe opgestaan?


Een kraai zal nooit maden uit een vredig lijk plukken
evenals zon nooit vanonder wolken
een dromerige dans zal verraden


Een kraai en de zon. Zouden zij voorzichtig omspringen met de wereld? Het is een prachtige gedachte. Kleefstra maakt die gedachte niet alleen waarschijnlijk, maar ook beleefbaar. ‘Niet over een engel praten alsof het stel is, maar over een stoel praten alsof het een engel zou kunnen zijn.’ De uitspraak van een Oostenrijkse wijsgeer.


Soms wiegt wind op een dichtbij vergeven stem
of luistert ze vroeg naar dauw
in de spinnentakken van de winterberk


of schommelt zwaarhoofdig
boven met regen vol gedronken
vouwen in de zwanenvlerken

rank zijn is dodelijk

kortstondigheid vertedert


Een iets langer vers, maar weer die begeestering van de wind, een wezen dus. Let op: luistert ze vroeg naar dauw. Dauw heeft al iets vredigs, iets stils en de wind weet dat en luistert daarnaar. Zoals je naar een schilderij kunt luisteren. Wat zegt het tegen jou? Vouwen in zwanenvlerken? Doet dat niet aan Leda en de zwaan denken? Ooit prachtig geschilderd door Da Vinci? Geen sex, maar liefde, streling, zachtheid dons. Rank zijn is dodelijk. Deze zin deed me denken aan: Alles van waarde is weerloos. En dat kortstondigheid vertedert is natuurlijk waar. Een wonderbaarlijk moment is zo voorbij, maar moet je het vastleggen? In de vluchtigheid zit juist de kracht.


Weer een bundel van grote pracht en zeggingskracht. De tekeningen van Christiaan Kuitwaard completeren dit fraaie werkje. En wie gelegenheid heeft Kleefstra ergens te zien optreden, mag dat niet missen! Heel bijzonder ook.


ISBN:9789463385626 | Soft cover | Uitgeverij Aspekt| februari 2019

© Karel Wasch, 28 februari 2019

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 


Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel


Een mistval om het rumoer

gedichten van

Jan Kleefstra




Dit is de derde bundel gedichten van Jan Kleefstra. Lucien Tinga tekende bij de verzen mooie plaatjes, sfeervol.
Deze gedichten zijn meer gecomprimeerd dan de fraaie gedichten uit de vorige tweebundelingen. De hoofdstukken zijn: Winterochtendnevel, De wind wakker, Een mistval om het rumoer, De stille berk en Waadlicht.


Wacht er al kou tussen winterlakens

de angst verstrikt te raken
in een mensenleven.


Een beeld dat we kennen, de angst, de onveiligheid, kilte tussen lakens, die juist warmte omhulling en bescherming zouden moeten schenken. Kleefstra voegt daar bijna geruisloos in een mensenleven aan toe. Dat tilt het beeld op tot herkenbaarheid. Raken we niet allemaal verstrikt in onze onmacht het onvermijdelijke te keren? En dat in drie zinnetjes. Hoeveel kan deze dichter zeggen?


En dan langzaam schrijden

alsof er nooit een einde
maar toch een verte wenkt

met een lage toon bijna gedragen
langs het tekenschrift van de dode berk


Dit gedicht is bijna een bezwering. Het woord schrijden is prachtig gekozen omdat het plechtstatig is en de tijd vertraagt. Het onvermijdelijke einde wordt zo nog even op de iets langere baan gezet. De lage toon doet denken aan een misthoorn, want mist speelt in deze bundel een leidende rol. Het is het beeld voor versluiering. De realiteit wordt omhuld, blijft gehuld in mystiek en raadselen en zelfs het rumoer moet daarvoor af en toe wijken. Het tekenschrift van de dode berk kent iedere natuurvorser van zijn wandelingen. Hebben we niet allemaal wel eens gedacht dat er tekeningen, boodschappen, verstopt zitten in de lijnen op de bast? Mooie, sterke beelden.


Het meest ontheemd van de zee
is de zwemmer die naar meeuwen kijkt
en de longen vol weerspiegelingen zuigt

al ik mij naar de wind toe keer
breekt het vlies dat vorst met
holle ogen over het water spon

een stil leven verdraagt vogelgeluiden
niet anders dan de schijn die
door de ramen gloort


Een langer gedicht, met als thema: De waarneming, waar we nooit zeker van kunnen zijn.. Als we naar de meeuwen kijken, zien we de zee niet, vangen we de wind dan missen we de vorst en
slechts een stil mens kan vogelgeluiden verstaan. Of zoals een oude spreuk luidt: 'Zij, die de stilte vrezen, hebben nooit hun hart gelezen.'

Continu omcirkelt Kleefstra de werkelijkheid, door haar met rust te laten en door ons op te roepen stil, verbaasd, de tekens in de natuur te lezen.


Een klein gerucht is snel verwaaid

ik waag mij niet
de winterhemel te verontrusten

wil ik op ieders wang kleur
van het bevroren noodlot zijn

kruipend zal ik geen wijsheid vinden


Wat een prachtige bundel! Mooi vormgegeven met natuurlijk weer de raaf op de voorkant, de bode van de goden.


ISBN 9789463381673 | Paperback | 60 pagina's | Uitgeverij Aspekt | maart 2017
Met illustraties van Lucien Tinga

© Karel Wasch, 1 juni 2017

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER



 


Recensie over de bundel


Raaf verwantschap

gedichten van

Jan Kleefstra


geschreven door Karel Wasch



De raaf, hoofdpersoon in deze bundel van Kleefstra,  is eigenlijk een solitair. Hij werd in de oudheid vooral met macht en mystiek geassocieerd. Odin in het heldenepos de Eddah droeg twee raven, op elke schouder een. Ze werden als boodschappers uitgestuurd, vooral om af te tasten wat het kwaad in de zin had. In Ierland wordt de raaf, een soort grote kraai, gezien als boodschapper van de Shees, de duistere kant van een onzichtbare wereld vol elfen, dwergen en andere mysterieuze figuren. Indrukwekkend deze vogel, in Nederland zelden aanwezig. Groot, indrukwekkend maar ook eenzaam. Zoals een groot dichter is.


Op de achterflap van deze bundel wordt al een tipje van de sluier opgelicht:


'Een verdergaande zoektocht naar de bijna stilte van de sobere, minimalistische muziek die hij zou willen maken, was hij daartoe in staat. In een van oudsher gecomponeerde wereld, is het nu vooral het landschap dat ooit met de raven sprak, maar in haar eigen binnenwereld terug gekropen is en alleen nog met zichzelf spreekt.'


Dat is stof, die tot nadenken stemt. Een landschap als lichaam, Moeder Aarde, zoals bij de indianen. Vooral bezield ook, door wezens zoals de raaf. Maar eenmaal bij zichzelf teruggekomen verstaat het de toon van zichzelf. Deze zoektocht naar binnenwereld versus buitenwereld is eigenlijk de zoektocht van iedere grote dichter. Nemen we bijvoorbeeld Rilke, Yeats of dichter bij huis Achterberg.


Kleefstra is dus gelukkig een hoogvlieger, dat konden we al in zijn eerste bundel Melk druppen ervaren. Niet lang daarna ligt er nu de opvolger met mooie sobere illustraties van Lucien Tinga.

Het duister verdwijnt met de raven

 

de zuivere kracht

waarmee het land

zich vol zuigt

 

de benauwende vrijheid

die als zwart meeldraad

mijn lot herschikt

 

die verwaait

die opwaarts zinderend

uit mijn lege handen klimt

 

als nevelen

naar de stille meren trekt

 

altijd in een sprookje eindigt

 

Een sleutelgedicht uit deze prachtige bundel. Het grote gebaar weer. De raven laten het duister verdwijnen juist omdat ze (zie boven) als geen ander wezen zijn ingevoerd in datzelfde gebied. Het land is in harmonie, maar de hoofdpersoon, raakt zijn zekerheid kwijt. Uit zijn lege handen is alle zekerheid verwaait. Let op het prachtige gebruik van dat woord. Iets waait weg en de dichter laat het verdwijnen, dus verwaait het. Aan dat soort taalgebruik is er een nijpend gebrek in de rijen van moderne dichters. En in de laatste strofe eindigt dat gebaar ook nog eens in een sprookje. We weten, sprookjes zijn grote wijsheden, maar we moeten ze ons eigen maken, voordat we ze doorgronden. In dat proces stapt Kleefstra en zo worden zijn verzen raadselachtig, maar nimmer gewild hermetisch.


De wind brengt fier regen over zee

haar bries breekbaar bijna warm

naast je neergestreken

 

ik kijk haar eerste sidderingen na

vang hier en daar vergeefs

een schaduwrijke hand

vol achterhaalde wijsjes

 

en de dag

maar pas begonnen


De wind als hoofdpersoon. Ondanks sterke stroom kan de regen over zee worden geblazen, maar dat valt niet mee. Eigenlijk is het een beeld voor 'tegen- de- stroom- in- roeien'. Razend knap hoe de natuur wordt gekozen als de strijd tegen iemands eigen onkunde, onzekerheid, twijfel enz. Zie het prachtige gebruik van schaduwrijke hand. Een hand als trooster en schaduw gevend aan degene, die hulp of troost zoekt. Maar tegelijkertijd een hand vol achterhaalde wijsjes. Als we niet oppassen verdrinken we ons in zelfmedelijden namelijk.


Hebben we niet allemaal wel eens zo'n ervaring dat de natuur een beeld is voor onze strijd in het dagelijkse bestaan? Hoe is het mogelijk dat iemand het aandurft zo'n ingewikkeld thema aan te roeren? Kleefstra betoont zich heer en meester op dit vlak. Hij slaat zijn vleugels uit en verlaat het aardse of rinkelt met zijn bellen. Want vergis je niet in vroeger tijden werden raven gevangen met lokaas en verlamd de lucht ingestuurd met een belletje om argelozen te waarschuwen.

 

Zomaar tussen delen van de dag

in de luwte langszij vliegen

 

lichte regen op de wangen

later het zicht vertalen

 

zang over onbewerkte verzen lekken

op het diepste wezen kauwen


De dichter droomt zich af! Hij bekijkt de dag vanachter regengordijnen en kijkt of hij het zicht kan vertalen. Wat een schitterend beeld voor inspiratie kunnen vinden.  De verzen, die er liggen moeten nog bewerkt worden en dieper gemaakt.


Deze bundel van Kleefstra is een hoogtepunt in het aanbod van gedichten van dit jaar. Dat was zijn vorige ook al. Eindelijk gedichten, die in eerste instantie een mysterie in zich zijn. Maar later hun lieflijke mooie toon prijsgeven. Wat een bundel en ja wat een dichter! Men leze!


ISBN
9789461537966 | paperback | 59 pagina's | Uitgeverij Aspekt  | september 2015

© Karel Wasch, 8 december 2015

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER



 

 

Recensie over de bundel

Melk druppen

Jan Kleefstra

geschreven door Karel Wasch





Op de achterflap van deze bundel gedichten van Jan Kleefstra (1964) valt o.a. te lezen:

 

'Schrijven zoals Mark Rothko schildert.'(...)

Een gewaagde zin, waarvan de lezer zich zou kunnen afvragen of dit dan gaat lukken. Immers Rothko (1903-1970) is de schilder, die ervoor zorgt, dat de toeschouwer - in zijn geval de kijker - door het werk naar binnen wordt getrokken. In zijn eigen binnenwereld belandt. In Den Haag is nog tot 1 maart 2015, een tentoonstelling over het werk van Rothko en de meeste mensen nemen langdurig, vredig, bijna sereen, meditatief, plaats voor de doeken. Zou Jan Kleefstra ons in een dergelijke euforische staat kunnen brengen? Of is ieder goed gedicht sowieso een mysterie?

De bundel is in een aantal hoofdstukken opgedeeld: Wintervelden, Voortdraven, Winterzee en Voortschrijven.
In Wintervelden staan een paar korte aforismen, die het hoofdstukje inleiden. Bijvoorbeeld:

Ik had in de prachtige rust van een open veld
kunnen wachten tot de zon mij zou verblinden


Daar gaan we al, de buitenwereld van het veld tegenover de voorstelling van een verblindende zon, die er nog niet is. Eigenlijk de angst dat het
mooie ogenblik van verwondering, doorbroken zou kunnen worden, door een uiterlijke ervaring. En verderop in dit eerste gedeelte:

Waar anders komt de wind vandaan

die met de verleiding speelt

als de eerste gedachte misschien

of anders de belofte dat winter
zonder vorst ook wel zal overleven


Geen simpele poëzie, meer een vers dat raadselachtig de gedachte (opnieuw-) vermengt met de waarneming. Zal het gaan vriezen? Daar zou de argeloze lezer aan kunnen denken, maar de wind, die verleidt dat is ronduit raadselachtig. Kunnen we aan de wind proeven wat voor weer het zal worden? Kleefstra is een natuurmens, hij telt vogels en is vaak bij weer en ontij in de natuur te vinden, alleen liefst en dat betaalt zich uit. Maar we kunnen de zaak in dit vers ook vanuit de verleiding bezien. Geven we er aan toe of blijven we erbuiten?

Het volgende vers begint met de prachtige regels:

Een ochtend trager dan anders

over besneeuwde velden en
stof op de boeken (...)


De ochtend als een wezen dat zijn traagheid oplegt aan de besneeuwde velden. Maar dus - binnen - aan met stof bedekte boeken. De boeken, die we wilden lezen, maar die zijn blijven liggen en onze traagheid accentueren.

In het 5e gedicht uit Wintervelden wordt de angst neergezet en duikt de melk op uit de titel van de bundel.

Waar blijft je schaduw 's nachts

als je uit de lucht gevallen nederig
je stoel zet waar niemand durft te zitten

melk morst in een waanzinnig oog (...)

Melk als een beeld voor onschuld, het waanzinnig oog, het beeld voor angst. De hoofdpersoon zet zijn stoel neer, waar niemand durft te zitten. Prachtig, zoals dat laatste speels, terloops wordt gezegd. Kennen we dat gevoel niet allemaal? Ergens gaan zitten waar we ons 'unheimlich' voelen? Waarom doen we dat soms toch, als een soort bezwering? En dat is ook het knappe van Kleefstra's poëzie, hij laat de lezer vrij er iets mee te doen. Hij is zelf nauwelijks aanwezig in zijn prentenboek!

De verzen uit de kleine cyclus Voortdraven zijn het verslag van een mens, die wordt voortgejakkerd door de tijd, zijn onzekerheden, zijn gevoel etc.

Het blijft niet bij verlaten landerijen

achter de ogen redt het zich niet met honger alleen

ik zwijg een berk na
wikkel het hoofd in stormwind


Vier versregels waarin veel, erg veel wordt gezegd, de landerijen zijn verlaten, een herfsttafereel, door aan hongergevoel te denken kan de hoofdpersoon zich niet aan het barre weer onttrekken. Uiteindelijk geeft hij zich over, gaat voort letterlijk en wikkelt zijn hoofd in stormwind. Anders gezegd: Hij accepteert, de wind, de kou, en geniet er bijna van.

In Winterzee

Ooit was er de volmaakte natuur
in de geest die zich tegen
de mens heeft verzet

De magere handen die
zich verbeeldden het begin
van de trek te kunnen dragen


Weer de mens tegenover de natuur. De onderwerping van de natuur aan de mens, de ongerepte en dus volgens Kleefstra ongerepte natuur.
Maar in de tweede strofe evenzo een machteloze mens- let op de magere handen- die zoiets magisch, als de vogeltrek letterlijk niet in de hand heeft. We kunnen verkavelen, beteugelen, slopen maar zullen nooit de baas worden over diezelfde natuur.

We zijn aangekomen bij Voortschrijven en Kleefstra stelt de everlasting question, de vraag die we nooit kunnen beantwoorden:

Sinds wanneer schrijf je traagheid aan je sterven toe?

De tijd staat stil, we kunnen niet verder voortjagen, moeten we ons niet al in dit leven overgeven aan die rust, contemplatie. Ervan genieten? Erin berusten?

Helaas zijn we na deze trits prachtige verzen in deze cyclus aangekomen bij het eind van deze bundel. Zonde, want Kleefstra heeft veel te vertellen en slaagt erin een prachtige eigen stem te laten horen, spelend met taal. Jonglerend met woorden, diepzinnig ingehouden en virtuoos. Waarschijnlijk nu al de mooiste bundel van 2015!

Jan Kleefstra (1964) geboren in Akkrum maakt ook muziek met zijn broer Romke Kleefstra en heeft in het Fries gedicht.


ISBN: 9789461535924 paperback, 55 pagina's Uitgeverij Aspekt december 2014

© Karel Wasch, 19 januari 2015

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 


Zoeken

Recensies