Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Jan Ducheyne


Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel


Noodzakelijk kwaad

altijd weer het dansen

gedichten

Jan Ducheyne

illustraties Sébastien Conard



In het Voorwoord tot deze bundel legt de dichter uit hoe en wat!

Bij wijze van uitzondering laat ik dit voorwoord, het woord doen:


Voorwoord


Deze dichtbundel dient gelezen te worden als een

aaneenrijging van dagen.

Chroniqueur van deze tijd zijn. Dàt.


Hier, in deze inleiding, trachtte ik mezelf te beperken.

Dat alom geprezen schrappen.

Maar als ik het nu, maanden later, herlees, voel ik dat er nog

enkele zinnen ontbreken.


Ik schrijf. Af en toe. Een gedicht. Dat stapelt zich dan op. Tot

een hoop gedichten.

Geschreven in de tijd waarin ze ontstonden.


Ik kan het niet : een vooropgesteld plan volgen.

Een dichtbundel schrijven rond een thema of een onderwerp.

Het is nochtans dé succesformule. Om te beginnen houden redacteurs daarvan. Vervolgens

de recensenten.


Mijn dichtbundels zijn echter telkens opnieuw de sporen van

jaren. En dat zullen ze altijd blijven.

Zo is het goed.

Want zo zijn ze wat ze in mijn ogen dienen te zijn,

een blauwdruk - of net niet - van een leven.


Sébastien Conard zorgde voor de juiste vormgeving door de

gedichten als notities in een logboek te zien. Mijn grote dank

daarvoor.


Zodoende is dit een gedichtenlogboek.

De periode is even uitgestrekt als futiel. 2015 - 2020.

Daarin is enorm veel edoch nagenoeg niks écht spraakmakends gebeurd



De dichter legt het uit. Het is de neerslag van 5 jaar hard werken en niet van en vooropgezet plan en dat

is vrij uniek. Hoewel?


Geen Gedichten I


Blijvend aanstaren was nimmer mijn move.

Met platte praat mijn bed in lokken evenmin.

Ik schreef wel eens een gedicht. Dat was vaak genoeg

om zonder verdere woorden tussen lakens in elkaar.

Ochtenden steevast gewist, doorgeslikt.

Poëzie als fata morgana in naar adem happende nachten.

Niet zo bij haar. Zij.

Na het magistrale negeren-

het café der ontmoeting met die hemelse kont doorkruisend-

al meteen tijdens de eerste uren stoïcijns cool meldend:

Geen gedichten voorlezen hé, jongen.

Doe wa da ge wilt, maar


GEEN GEDICHTEN!

En ja, ge moogt blijven slapen.

Op de zetel. Ter hoogte van wat later het pad van de eerste nacht

informeerde ik naar een al dan niet dubbel bed.

Een twijfelaar vertrouwde ze mij toe.

Ook een twijfelaar is voor twee personen, besloot ik.

Zo werd haar bed voor altijd het mijne.


In deze eerste aanzet (het gedicht heeft 3 lagen) legt Ducheyne de romantiek uit.

Teder maar fraai zet hij de prille liefde neer. Het gehaspel om een slaapplaats, die uiteindelijk uitmondt in een heus liefdesnest. En er mogen geen gedichten worden voorgelezen van de vrouw, die hij verovert.
En daardoor o.a. hem opwindt. De tweede en derde afdeling van het vers leze men zelf!

 

Normaal is niet echt het kader voor Maya


Ze schoten me weer te binnen via de notitie op mijn telefoon,

die woorden van dat meisje

op mooie trappen, ergens tijdens het roken van een sigaret –

binnen was er een feest aan de gang waarvan ik de dj was –

‘Normaal is niet echt het kader, daar passen wij niet in.’

‘Dus nu is het even niks.’

Ze snapte verder de misvatting wel.

En dat iedereen blij was, nu de passie was

genormaliseerd.

‘De algemene long dient gesupporterd te worden’,

besloot ze.

Er vloog een duif langs waarvan de naam geenszins Paloma.

Dat bracht ietwat soelaas


De eeuwige tweestrijd ergens niet bij te horen en dat met iemand te kunnen delen.

Want wat is normaal? Twee wezens roken een sigaret en zijn even ontsnapt aan de roes van een feest. Maar ze hebben samen plezier al weten ze dat het kort zal zijn.

 

Vooruit

Het is de kou die mij verteert.

Men wil de beerput van de ander in het gat kijken.

Veilig radeloos in de eigen tunnelvisie.

Het opzoeken van de leegte in het achteloze morsen.


Het is het donker waar ik

uit rechtkruip in lentes overslaande zomer.

Het zijn de reizen die ik nooit ga maken

in het uitkijken over de einder van een ander.


Het is het zien van wegtrekkende kracht

in de zich in mijn gezicht groevende rimpels.

Het is die kop waar nu een bril op staat, die kop in de spiegel

die mij doet denken aan wat nooit meer terug.


Het is het uitblijven van vervoering

waardoor gezwaaid wordt met nostalgie

als tijdverlies in een voortsnellende tristesse van alledag.

Het is het contrapunt in een nutteloos zoeken.


Het is de moeite niet zien

om gekunstelde zinnen te schrijven.

Voetstoots eindelijk als prijsdichter omarmd.

Verdoken opgaan in rook waaruit ooit


tekens zullen worden gedistilleerd.

Die mij doet besluiten dat het vooruit moet gaan.

Dit bestaan tegen de klok.

Dit leven waaruit ik stilletjes vertrok


Een schitterend maar ook mysterieus vers. De laatste zin: Dit leven waaruit ik stilletjes vertrok. Het onvermijdelijke het ouder worden, de machteloosheid, de bril om te zien. Geen gekunstelde zinnen meer te hoeven schrijven.
En toch ook een afscheid met weemoed. Prachtig gelaagd en ijzersterk. Zoals alles in deze monumentale bundel!


ISBN 9789464070125 | Soft cover | blz.105 | Uitgeverij Fluxenberg | 16 november 2021

© Karel Wasch februari 2022

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 


Zoeken

Recensies