Recensie, geschreven door Karel Wasch, over de bundel
Winterflarden
gedichten
Jan Kleefstra
Het is alweer de zesde bundel gedichten van Kleefstra. Je houdt het niet voor mogelijk, dat zo’n begaafde dichter nog niet bekend is.
Omdat de natuur een grote rol speelt in de verzen van Kleefstra weet hij in deze bundel de winter centraal te zetten, maar dan wat resten van die winter achterlaten in het land maar ook in de geest van de immer observerende dichter. De bundel is fraai geïllustreerd door Christiaan Kuitwaard.
Ik wikkel touwtjes
om mijn houten winterlijf
breek wat vingers als ik honger krijg
nooit geler ogen vingen vrees mooier
in het afgebeten mes op de bank
telkens een wond ergens anders
het gif lang onderweg
op mijn zij één oog
dat naar de hemel staart
in mijn hand een hand
die groter wordt
De dichter is stijf uit de winter gekomen, door de kou natuurlijk, De vingers zijn er nog stijf van. Het mes weerspiegelt de angst van de hoofdpersoon, dat gevoel we weten niet waar we aan toe zijn. Als de dichter op zijn zij ligt neemt hij alles met één oog waar. De hand, die groter wordt rust al in de andere om zichzelf vast te houden om de onzekerheid te bestrijden. Een vers dat zich pas ontsluit als je het vaker leest.
De bundel is verdeeld in hoofdstukken: Parelzang, De Nabootsing, Ochtendragen, Laatbloeiers en Beschouwingen.
Onweer zuivert geen luchten
een gebed geen keel vol muggen
vanwege de eenvoud
bloeit mijn hart trager
misschien dat mijn geduld
het gelaat vindt dat daarbij hoort
ik heb een winterberk mijn hand gegeven
in haar zoom mijn bijeen geraapte moed gelegd
zo stil kan een leven zijn
Het onweer kan dreigend zijn maar de lucht wordt er niet altijd door gezuiverd, net zoals een keel niet gezuiverd wordt door een gebed. Harde waarnemingen maar al te waar.
Prachtig de strofe met: misschien dat mijn geduld het gelaat vindt dat daarbij hoort.
Dat kennen we wel het innerlijk verraadt zich in het uiterlijk, maar soms verbergen we het. Bijna de gehele bundel gaat over de frictie tussen binnen- en buitenwereld. Gevoel en waarneming. De boom geeft moed aan de dichter, door haar stilte en rust en kracht.
Zingend riet
hecht zich als rijp aan
de klanken die we verloren zijn
de schroom
de alles verzengende geur
zolang we naar Engelse wolken staren
de omvang
waaraan ik licht heb getwijfeld
de lijnen om het land bijeen te houden
ik wil een kiekendief zien vliegen
daarbij de vrees wegdenken
Wie riet heeft horen zingen in de wind, weet dat de vergelijking met rijp, dat zich aan de klanken zou hechten volkomen juist is.
De Engelse wolken zijn dreigender dan de fraaie Nederlandse luchten.
Als mens voel je je klein op sommige plekken op sommige momenten in de natuur De kiekendief, een roofvogel, geeft de dichter wellicht weer kracht, verdrijft zijn angsten. Ze vervliegen letterlijk met het gaan van de vogel.
De zesde bundel van Kleefstra is er gelukkig. Het is niet de meest toegankelijke bundel van deze begaafde dichter. Een bundel voor op de nachtkastjes of om mee te nemen naar die natuurplekken die na de winter weer ontwaken. Lees en ontwaak!
ISBN9789464871401| Softcover| 79 pagina’s | Uitgeverij Aspekt| februari 2024
© Karel Wasch, maart 2024.
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER