Gelegenheidsgedicht, ter herinnering aan een
vergeten en overbodige periode.
Geen van de ongeborenen zal de Vrijheid ooit beseffen
schreef Bloem. De soldaat waar ik het over heb was toen
vier jaar.
Toen hij vertrok was hij twintig, en twintig was hij
toen hij stierf in de oorlog die geen oorlog was.
Maar hij is dood.
In Nederland was het een zonnig weekend,
Ajax en Blauw Wit wonnen ieder hun wedstrijd,
alleen de twintigjarige soldaat verloor de zijne
in de oorlog die geen oorlog was.
Maar hij is dood
Hij zal het niet meemaken, de eerste mens op de maan.
Hij zal het niet meemaken, de grote revoluties.
Het vaderland heeft zijn tijd van hem afgenomen, hij
heeft geen tijd meer.
Hij ligt in een graf in Nieuw-Guinea, en hij is er niet.
Ik weet het wel: dit soort gedichten is uit de tijd,
samen met te kleine vaderlanden en de liefde daarvoor.
Alleen, de oude machines werken nog steeds en maken
een oorlog, een oorlog.
Daar moet in gesneuveld worden.
De achterblijvers sturen radio's naar het oerwoud.
Maar het leven kan niemand sturen, dat is duur.
Daarom komt hij niet meer terug, de soldaat van twintig jaar
naar het land waar hij niet mocht stemmen
over waarvoor hij stierf.
In de prehistorie van Nederlands Nieuw-Guinea
waar de zon op de dag jaagt, en op mensen
rust een man wat wij voor het gemak vrede noemen.
Maar hij stierf in een oorlog die geen oorlog was.
En hij is dood.
© Cees Nooteboom
uit: Declamatorium de Nederlandse poëzie,
Teresa van der Meulen - van Marcke,
Standaard Uitgeverij 1967