Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Iris Van de Casteele
Iris Van de Casteele

 

http://www.coquelicot.com.py/

http://auteurs.italics.net/p/index.php?user=casteele

http://literair.adegem.net

Leestafel heeft toestemming van
Iris Van de Casteele om deze
gedichten op de Leestafelsite te plaatsen


 
Boomwezen

Mysterieus
is het wezen der vrouw

zwaar torst zij de wolken
als een boom zijn kruin
in haar handpalmen rustend
het schild van de zon

uit haar vertakte hart
groeit een nieuwere boom
weer een nieuw wezen

wie het liefheeft
zal torsen de regen
man zal hij zijn
binnen de vrouw
één zullen ze wezen

© Iris Van de Casteele
Uit: Naveltekens
uitg. De Distel 1995

 
Als bomen

Wat dwarrelsneeuw lag op een tak
tijdens het nachtelijk uur
had hij zich daar verzameld

de bomen leken uitgeput
vroegen om zon
die eensklaps scheen
meteen verdween het zacht geweld
uit ons gezicht

met druppels poëzie en schuim
beroerden wij
elkaars ontknoppen

we stonden blank en bloot
vol tuinen hing de lucht
vol licht
op onze huid bloeide het mos

we leken op dit uur
bijna volkomen

© Iris Van de Casteele
Uit: Heidens heilig
uitg. De Distel 1993

 
Traan

Je woonde in een wolk
voordat je regen werd
ik ving je op met ogen
waarin je schreien kon

© Iris Van de Casteele
Uit: Witte Silhoetten
uitg. Artigraph 1984

 
Gesteente

Minder dan kiezelwier
op het netvlies
van het oergeheugen

ik die de kosmos verliet
menselijke vormen aannam
waaruit geen ontsnappen

hoe diep heb ik mijn wezen
altijd aanwezig geweten
in het gesteente

waarom ging ik niet liggen
in de gapende leegte
van om het even welke
uitgestorven vulkaanmond

© Iris Van de Casteele
Uit: Roerselen
(onuitgegeven)

 
Heidens heilig

Zij die de diepten peilen,
zich wagen aan de rand
van kraters, hun nagels boren
in de korst van ijzerslakken,
lavablokken, obsidiaan.
Vrouwen. Gezegenden.

Soms is hun huid van berk.
Hun kruinen waaien verten open.
Hun splinters maken vonken aan.

Hun heldere bast daagt spechten uit.
Vaak zijn het saters die de schors
bespatten, bevlekken. Saters die
Bacchus dienen, dronken voeren.
Vrouwen: wonden vol berkenwijn.

Soms is hun huid van mos.
Dan slapen in het bos de saters.
Dan stijgen zilveren nevels op.
Dan klateren de bronnen.
Dan worden ze genomen.
Ingekerfd. Aangeduid

© Iris Van de Casteele
Uit: Heidens heilig
uitg. De Distel 1993

 
Een veld vol papavers

Hoe hij zich ingroef.
Hoe hij dan lag te luisteren
tot de zon de nevel doorboorde
met licht.

Hoe het dan spatte
uit duizend geweren,
hoe de vogels verbloedden
in het klaprozenrood.

Papavers. Een veld vol papavers.
Zoveel schrijnende wonden.
Zoveel gloeiende ogen.
Zoveel aarde ontwricht.

Nooit sprak mijn vader van dood.
Jaren later werd hij begraven
met de schreeuw in zijn keel
die zijn leven zozeer had verkort.

Papavers. Zoveel papavers.
Mijn ogen verkennen de Westhoek
met de angst om mijn vader
in elk beetje rood.

© Iris Van de Casteele
Uit: Amplitudes
uitg. De Distel 1992

 
Mourir de soif

Het was de schreeuw van de vis
die in de bomen was blijven hangen
die de dichter tot wanhoop dreef

hij dacht de dingen bijeen
de nacht die er nooit was geweest
de stem die tot hem had gesproken
uitgehold als ze was

er was een graat in de keel
van de vis blijven steken
hij hoorde de schreeuw in het hoofd
die in de bomen was blijven hangen

er waren geen vinnen geen schubben
er waren geen ogen
er was niets
er was nooit iets geweest

© Iris Van de Casteele
Uit: Met uitgeholde stem
uitg. De Distel 2005

 
Perceptie

Nooit zo omzichtig
omschreven dit:
dauw op een blad

hoor
hoe fluistert de boom
hoe zijn hart
haast begeeft
hoe zijn bloed
tot de groeiwortel spreekt

één druppel licht
op de dauw:
hoor hoe het blad zich vertakt
hoe de zang der cicaden
het geheugen der nerven
ontbolstert
hoe de cirkel zich sluit

hoe anders vertalen
dan huiverend
de taalkracht
van een boom

© Iris Van de Casteele
Uit: Amplitudes
uitg. De Distel 1992

 
Paradijsvogels

Fluisterend aroma van
kamperfoelie en fayalobi
en mijn hart dat op barsten staat

en jouw vingers die zich verliezen
in mijn onaangeraakte diepten
en mijn handen die zich verbranden
aan die honger van jou

streel mij liefste streel mij
hoor hoe de slagregen nadert
voel hoe zijn doorbloede echo
ons uiteindelijk bevrijdt

kleine kreunende tak
van de shimambikiboom
meegesleurd door de waterval

en jij die me nam
meenam naar het aards paradijs

© Iris Van de Casteele
Uit: Paradijsvogels
uitg. De Distel 2002

 
Liefde

Ze zeggen
liefde is in water leven
de armen uitstrekken
zich overgeven
maar niemand zegt
liefde is beetje bij beetje
drinkend verdrinken

© Iris Van de Casteele
Uit: Witte Silhoetten
uitg. Artigraph 1984

 
Het sacrale

Ik ben de getuige
van wat licht
met het geheugen
van steen vermag

ik ben het bewijs
van hetgeen de tijd
verankerd heeft
in het stof
van de steen

tussen trillingen
en gesproken woord
ben ik oerklank
mijn ontstaan
zit gekluisterd
tussen leven en dood

wie het ontraadselt
ben ik openbaring
wie het ontlaadt
ben ik vuur

© Iris van de Casteele
Uit: Met uitgeholde stem
uitg. De Distel 2005

 
Begin

Heidens heilig zingen de vrouwen.
Langs de koperdraad levert de zon
een verbeten gevecht. De dag is jong.
De bronnen klagen.

De knoop is gelegd. Ineengestrengeld
lopen gesloten de lijnen langs
de ineengesnoerde ovalen.
Drierakelings.

Binnen de cirkel ademt de aarde.
De hazelaar bloeit.

Wilde alruin in haar poppengestalte
roept haar tweeslachtig geslacht uit
tot reus en reuzin: god en godin.

Mandragora. Geen andere was er.
Geen andere wortel duidt aan zo
duidelijk het oerreligieuze begin.

© Iris van de Casteele
Uit: Heidens heilig
uitg. De Distel 1993

 
Nacht

Niets was er dan een alles-
overheersende droefheid
waaraan niet te ontkomen viel

het huis was één grote ruimte
waarin alles was leeggehaald
wat het ooit had bevat

niets bood nog houvast
zelfs geen deurpost

een mannetjesspin weefde zijn net
zo gelijkend op dat van de dauw
dat het maanlicht erin verdwaalde

dan sloeg de nacht toe
met een zo ontzielende kracht
dat het geen dag meer werd

© Iris van de Casteele
Uit: Roerselen
(onuitgegeven)

 
Polderland

‘t Is avond
‘t is heel stil in huis
het grasperk in de mist
doet denken aan een herfst
heel lang geleden
waarin datgene opging
wat ik sindsdien
het meeste mis:
bolders
het rinkelen van een fietsbel
geluid van paardenhoeven
op kasseien
de wind langsheen de vaart
die ‘t al uiteenwoei
stemmen
gebaren
gezichten

© Iris Van de Casteele
Uit: Adíos Adingahem
uitg. De Distel, 2004