Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Charles Ducal
Charles Ducal (dbnl)

Charles Ducal (boeken.vpro.nl)

Leestafel heeft toestemming van
Charles Ducal en zijn uitgever om deze
gedichten op de Leestafelsite te plaatsen.


 
Que faire?

Op een middag verscheen hij in de stad,
het gezicht bleek, de jas versleten,
als teruggekeerd uit het graf.

Wij stonden opzij, wat verlegen,
bang dat hij opnieuw zou gaan preken
Wij hadden een baan en weinig tijd,

maar waren zijn leerling geweest,
lang geleden. Dus, bang voor verraad,
sloegen wij hem op de schouder

en konden nog altijd de bijbel
citeren en spraken nog altijd de taal
van de opstand, het groot ideaal.

(Alsof hij nooit dood was gegaan.)

En tikten met spijtige vingers
op onze horloges, opgelucht
dat hij zweeg, ons nauwelijks herkende.

's Avonds in de kroeg, de hele bende.
Peter bootste hem na (goddelijk!):
voorwaar, voorwaar...

Het werd laat,
de zon kwam al op.
Een van ons imiteerde een haan.

© Charles Ducal
uit: In inkt gewassen
Uitgeverij Atlas, 2006

 
Erfenis

 

Ik ben van je lichaam, ik ben je zo kwijt.
Ik weet niet of wij elkaar ooit omarmden.
Je sloeg, je was het bevel van een ander.
Ik heb van jouw handen geen enkel bewijs.

Soms ruik ik je schort , maar zonder geheim,
De strengheid van zeep en opgelegd voedsel.
Wij waren met zeven, wij deelden de moeder
opdat geen van ons ooit de liefste zou zijn.

Ik ben van je lichaam, ik ben het vergeten.
Ik oefen mijn mond in ‘lieveling’ en ‘schat’.
Naast mij ligt een vrouw, even boos, even teder,
even ver van mij af.

© Charles Ducal
Uit: Moedertaal
Uitgeverij Atlas 1994

 

 
Impasse

Zo vond de vrouw haar man, de dichter:
gehurkt in het bad, het hoofd geklemd
tussen de knieën, alleen met zichzelf,
het oude vlees, de verschrompelde stichter

van haar geluk. Zij zag hoe gebogen,
hoe naakt en menselijk buiten de taal.
De warmte wolkte, vrede zong uit de kraan.
Dit, dacht zij, kon hij dit maar verwoorden...

Hij zag haar niet, rook zijn zweet,
keek naar zijn lid in het stijgende water.
Het water was heter dan hij kon verdragen.
Hij haatte. De vrouw had hij lief.

© Charles Ducal
uit: Moedertaal
Uitgeverij Atlas, 1994

 
Oog in oog

's Avonds hoort hij het grote huis hijgen.
Uit verre kamers nadert een doodstille gang.
De deur wacht op stappen. Schuilhoeken kijken.
Hij staat voor de spiegel, hij het bangst

omdat het beeld zich in hem laat betrappen:
een schuldig kind dat de rede doorbreekt,
uit oude kasten naar taal komt happen.
Maar het huis is leeg, niemand spreekt

het verleden tot stilstand, geen vader,
geen moeder, geen vuist, geen schoot.
Er blijft alleen deze angst in de aders,
dit huis in de rug, dit blind oog-in-oog.

© Charles Ducal
uit: De hertog en ik
Uitgeverij Atlas, 1989

 
Ridder van de droevige figuur

Zij noemt mijn jas een merkwaardig restant
en de snit van mijn broeken een schande.
Zij wil mij herkleden, modieus, elegant
Ik vrees dat zij mij wil veranderen,

mijn schouders rechten, mijn voeten beslaan
met de zwierige tred van jonge soldaten.
Zij wil aan mijn arm door de menigte gaan
als een die iedere nacht wordt beslapen.

Gelukkig heb ik nog mijn oude pyjama
met spannende pijpen en doorhangend kruis.
Die trek ik aan als de vrouw is gaan slapen..
Ik hang er de droevige ridder in uit.

© Charles Ducal
uit: Het huwelijk
Atlas Amsterdam/Antwerpen 1987

 
Geluk

Omdat ik geen honger, geen dorst lijd,
een huis heb, een baan, een voorbeeldig gezin,
duizend boeken, van Sade tot Grimm,
gezondheid, een trouwe maîtresse, veel tijd

voor kunst en liefde of wat daarop lijkt,
de wereld kan zien, mijn tuin cultiveren,
duizend gedichten opnieuw kan proberen
een God te zijn in het diepste geheim,

daarom is het dat ik mijn nagels bijt
in een kamer die niet wordt gelucht,
weerloos geworpen in zo veel geluk
dat ik slechts aan mijzelf nog lijd.

© Charles Ducal
uit: Het huwelijk
Atlas Amsterdam/Antwerpen 1987

 
Poëtica

Er is geen poëzie in een te helder leven.
Op het behang is altijd een plek
die wacht op het vocht. Een vuile bek
zoekt in de laden naar onzegbaarheden.

Alles wat toonbaar is moet overschreven,
ieder gedicht gewassen in inkt
die blind van de moerassen zingt,
waarvan men ziende niets kan weten.

Er is geen poëzie in een te helder leven,
in zuivere spiegels is geen gat
waardoor men in de afgrond stapt
en in het woord valt, woest en ledig.

© Charles Ducal
uit: In inkt gewassen
Uitgeverij Atlas, 2006

 
De tegenwoordigheid van het vlees

Op aarde heerst

de tegenwoordigheid van het vlees.
Het bidt, het prevelt, het schreeuwt
om niet in ontbinding te raken.

Voorzien van het nodige voer
groeit het moeiteloos op
tot rechthebbende zwaarte

en graast in verveelde colonnes
de werkelijkheid af. Maar ‘s avonds
koopt het een ticket om in de schouwburg

zichzelf te verlaten.
Want het wordt graag doorzongen
en op de hoogte gebracht van zijn gewicht,

dat monter is, vederlicht.
Het vlees in goede staat, in de spiegel gebaad,
kan haast tot gewichtloosheid raken.

Het heeft een zin en een doel.

Ondervoed en gehavend
is het vrij op te rapen
als brandstof voor het gevoel.

© Charles Ducal
uit: In inkt gewassen
Uitgeverij Atlas, 2006

 
ABN 2

Gevoed aan Vlaanderen, een reuzin,
een gulzig lichaam van melk voor liefde.
Ik krop haar op. Ik leef stiekem,
de handen schuldig, de mond dun.

Ik wil hier weg. Ik schrijf gedichten
om mij uit te rekken tot Amsterdam,
om uit te botten, ver van de stam,
in een taal die mij niet kan verplichten,

geen moedertaal, geen borst in de mond,
maar instrumenten, spraakkunst
en woordenboek, om een ik te enten,
liefdeloos, hoog boven de grond.

© Charles Ducal
uit: Moedertaal
Uitgeverij Atlas, 1994

 
Ouders

I

Hij viel in de put. Het kwam zo uit,
een rottende plank onder dansende schoentjes.
Hij gleed zomaar de werkelijkheid uit,
het leek haast bedacht. De tuin bloeide,

de zon scheen, ik dronk een kop koffie.
Icarus viel op een oud schilderij.
Zij lag aan de rand, wachtte, een dier
op de loer. Zij gaf de seconden niet prijs.

Toen kwam hij en strekte de armpjes.
Zij trok zijn dood voorgoed aan haar lijf.
Hij vult haar stem, haar ogen, haar handen.
’s Nachts roept zij. Ik kan er niet bij.

© Charles Ducal
uit: De hertog en ik
Uitgeverij Atlas, 1989

 

 
De hertog en ik

2

Twee mannen trokken een kar door het bos,
door de modder van lichtschuwe wegen,
in dienst van een vrouw die verdeelde
en heerste. Hun lust, hun last stond zij

naakt boven hen, de zweep in de hand,
trots, door geen man ooit bezeten
dan in het offer van een gespleten
bestaan. De ene man ik, de ander gezant

van de nacht die zijn angst door mij joeg.
Wij trokken samen, de hertog leidde,
Hij kende het bos in al zijn geheimen.
De vrouw zag het onderscheid. Sloeg.

© Charles Ducal
Uit: De hertog en ik
Uitgeverij Atlas 1989
Noot: Ducal is een pseudoniem en
het franse woord voor hertog.

 
Het gezin

Vader, moeder hun eenvoudig leven.
Vingers om het mes, de smakeloze plicht.
Zijn kaken malen vreedzaam. Kouwe kip,
Haar lichaam heeft niets mee te delen

tenzij: dat zij met elkaar een tafel delen
zonder brekend glas en zonder gif.
Het kind scheurt een toevallig moordbericht
uit oude kranten, inkt in sombere vegen

als een teken op zijn wang.
Want alles kan in een eenvoudig leven:
vader, moeder, mes geslepen,
en een kind uit zelfbedwang.

© Charles Ducal
uit: Het huwelijk
Atlas Amsterdam/Antwerpen 1987

 

 

Lees de reacties op het forum, klik hier!