Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Martijn Benders

Martijn Benders

 

 

 

 
DE MAAN

 

Kringloopwinkel van het hemelruim.
Muze der bezemwagens en blikjesjagers.
Grootste steuntrekker van allemaal.

Zij vist met spookachtig gele vingers
's nachts briefjes uit het elastiek van haar slipje
en haar kinderen, de dichters, lijden thuis honger,
want koken kan de maan niet, zelfs een eitje kan beter koken.

Spiek dus nooit op school.
Maak gewoon je huiswerk.
Maak niet de fout die ik ooit maakte,
laat het gedichten schrijven aan de dichters over.

© Martijn Benders
Uit: Karavanserai
Uitgeverij Nieuw Amsterdam 2008

 

 
VANNACHT ONTWAKEN DE KERSENBOMEN

 

In de vervaagde, municipale binnentuinen
ontwaken 's nachts de kersenbomen.
Een roezende congiërge beent rond.
Nachtvlinders pruttelen er zacht
tegen een peertje, balkon driehoog.

Geluid, hij kijkt op. Naakt als een asperge
puilt ze uit het groen velours. Ze lacht.
Even licht zijn waakvlam en de klimop
van zinloze brieven die de wind
vroeger zichzelf schreef.

Een sleutelbos rammelt.
Zijn hand trekt het schuifslot los.
Bomen moffelen met hun wortels.

De geur van vers brood waait
ongewenst aan van straat.
Hij gaat zitten in het schamel kot

en zodra het eerste licht
het beslagen raam in veegt
beginnen zijn ogen te bewegen
als gordijnen soms doen
in spionagefilms.

© Martijn Benders
Uit: Karavanserai
Uitgeverij Nieuw Amsterdam 2008

 

   
DE NACHT

 

De nacht is een stille oude slak
die langzaam de deur
van zijn huis, de melkweg, openslaat
om dan een slijmspoor te trekken
over onze verkreukelde daken.

Het testbeeld van de maan hangt er,
tussen sterren die eigenlijk bouwstenen zijn
en dakpannen die, tussen ons gezegd,
mislukten als castagnetten.

Maar dat zijn de verdiensten
van dromen en dakpannen, dat ze
falen kunnen net als ons grootste hiaat,
de nacht, die te immens en krukkig is
voor menselijke bedoelingen.

© Martijn Benders
Uit: Karavanserai
Uitgeverij Nieuw Amsterdam 2008

 

 
DE SCHATZOEKER

 

Als ik 's avonds de gordijnen sluit en mijn vrouw
knoopt haar ogen dicht dan is het niet de dood
die mij nabij wil zijn, noch de slaap die vat

na vat betrekt uit het stomme water van mijn mond;
nee, het is de hond die in mijn voeten
al jaren een schat vermoedt.

Zelf ben ik, vrees ik, niet anders.
Ook ik zoek de onuitputtelijke bron.

Ik ben opblijver, zittend op de bank.
Ik ben een hondse herhaling met tenen.

© Martijn Benders
Uit: Karavanserai
Uitgeverij Nieuw Amsterdam 2008

 
DIEPZEEGEDICHT

 

De zee ligt op haar rug tegen de sterren te blaffen.
In haar diepte die geen spiegels kent
trekt een fakkeltocht van vissen langs
oogloze meutes van eenlingen en amoebes.

In dit stokerig donker
heeft de lelijke luchtwortel van de logica
nooit een bodem kunnen vinden
omdat echo's hem verslonden voor
hij het water bezenuwen kon.

De zon is er een vreemde groente.
Dromen kennen geen begin of einde.
Op de vertroebelde trapezes van de rotsen
gymt alleen wier. Hier komen klaagzangen,

onbezorgde brieven, zelfmoordenaars
en verweesde ogen samen in een stokoude
rite van wrakkenmuziek.

En als je goed luistert
hoor je de tijd zelf traag snikken;
op de bodem, die nooit iemand waarnam,
foto's die de duvel van onze dromen nam.

© Martijn Benders
Uit: Karavanserai
Uitgeverij Nieuw Amsterdam 2008