Leestafel heeft toestemming van Mark Boog
om zijn gedichten op de Leestafelsite te plaatsen.
Het volmaakte
Het volmaakte geluk,
waaraan slechts duur ontbrak,
dat onvolmaakt was,
schoot door het huis, gilde,
baande zich een weg naar de deur, brak uit
en zette alles, de heldere morgen,
op ontkiemen.
Het was lente, en het was vroeg, en jij
was dan de mooiste.
Vogels zogen zich vol van de muziek
die ergens vandaan kwam.
© Mark Boog
Uit: Maar zingend
Uitgeverij Cossee januari 2013
Je vertrok, zei je. Naar verre landen, zei je.
Ik, op mijn beurt, schokschouder. Ik verdraag alles!
We zullen afspreken niet in elkaars verhalen
voor te komen, zodat niets gebeurd is,
en onze wegen gaan. Voor niets dropen de vruchten,
voor niets ging ons een zon op. Alles is goed.
Zo consequentieloos te leven dat het nauwelijks
leven is! Niet om mij ga je, en niet om iets anders.
Mark Boog
uit: Gedichten 2003,
Davidsfonds 2003
was geplaatst in Hollands Maandblad
(tussen maart 2002 en maart 2003)
Je gaat gekleed in de kleur van je haar,
in je ogen, je passen en je woorden.
Je bent hier en elders. Ik draag je me na
en huiver. Je bent te groot misschien,
of te dichtbij. Je onbereikbaarheid
is onvergeeflijk. Kon ik een vogel zijn -
maar de nauwkeurigheid ontbreekt me
zoals het vertrouwen. Ik kijk naar je
en huiver. Spreek me aan, want ik zwijg,
verdraag mijn wurggreep, verdraag
de onbeholpenheid, verdraag mij, liefde.
Mark Boog (1970)
uit: De encyclopedie van de grote woorden
oktober 2005 Uitgeverij Cossee
Laat de avond vallen, ik,
De vogels zoeken langzaamaan hun takken op,
ik wijs ze die, en sterren tillen zich eruit omhoog.
Heel anders klinkt het razen van de auto's in de nacht!
Recht zo die gaat! Het ene zeil door het andere vervangen,
dag door nacht, maar nergens sluimert haperen, niets mokt.
Zolang het dit is wat ik doe gehoorzaamt men glimlachend.
Ik hoop maar dat er koffie is, of whisky, als ik
weer de kamer inkom, zeer vermoeid en door het uitblijven
van tegenstand- wat stribbelen zou al genoeg zijn -
vreemd ontmoedigd. Zó gestroomlijnd.
Mark Boog
uit: Alsof er iets gebeurt,
Meulenhoff, 2000
Aan mij, goedzak, om de boel te redden.
Het is mooi, alles! Het moet mooi zijn! Maar om mijn
barstende lippen speelt de zenuwtrek die glimlach heet
en vestigt zich- een teek op een hond, ziekte in de
borst.
Ontblader, boom, val op de miezerige hoofden, hemel,
doe wat. Mij de glorie. Mij de mismoedigheid.
Men ontlast zich niet werkelijk en men draagt
aan de onvolkomenheid zijn eigen lichaam en geest bij.
Tevergeefs natuurlijk.
Mark Boog,
Uit: Zo helder zagen we het zelden,
Uitgeverij Cossee 2002