Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Jana Beranová
Leestafel heeft toestemming van
Jana Beranová om haar gedichten
op de Leestafelsite te plaatsen
 
Boom

1

De kracht te hebben
je schoonheid te verliezen
boom te zijn
met alleen je stam

2

Geen hemel zo hoog
of hij zal ernaar grijpen
alleen zijn wortels
nog

Jana Beranovà
Uit:Geen hemel zo hoog
Agathon, Bussum, 1983
 
Antwoord

Macht loopt altijd
naar eigen afgrond

macht lacht nooit
maar ontbloot tanden

je weet heel goed
dat macht blind is

hoe komt ze dan toch
aan die bebloede handen


Jana Beranová
uit: Tussen de rivieren,
De Geus, Breda 1999
 

Deuren

Elke dag
worden duizenden mensen geboren
elke dag
gaan duizenden mensen dood

Elke dag vrijen duizenden
met andere duizenden
en moorden enkelingen
duizenden uit

Elke dag zoek ik naarstig
naar mensen
en ga
met mijn kop
door duizenden muren

Jana Beranová
Uit: 'Geen Hemel zo hoog',
Bussum Agathon 1983.

 
De grote boom
voor Giuseppe Penone

Een nieuwe Nurejev is opgestaan.

Blote voeten raken amper de grond,
de volmondige contouren gloeien

als wangen van een opgewonden
kind. Weinig bindt hem aan de aarde.

Zon en regen, hagel en storm
zijn rampspoed noch zegen.

Geen adders onder het gras krijgen
grip op die stam. Dit is de plek waar

hij heerst, ­opgepoetst en opgedoft,
de bevlogene die zich niet neer wil

leggen, spottend met zwaartezin. Geen
hemel zo hoog of hij zal ernaar grijpen

alleen zijn wortels nog

Jana Beranová
Uit: Tussen aarde en hemel,
De Geus, 2002
 

Krokussen

Met een nog koude hand
liefkoost ontwakende aarde
de krakers van het ijskasteel


Jana Beranová,
uit: Geen hemel zo hoog,
Agathon

 
Tussen de rivieren

Ik lig in het gras tussen de Waal
en de Maas. Een dag die er wezen mag.
Zon, zo oud als Methusalem.

Een merel versleept mijn schoen,
de veter speelt voor worm. Ach,
de Waal, de Maas, de Vltava. Terug

naar de bron op dobberende dromen.
Een vis in het water. Witte wijven
schudden ongegeneerd 't eenzaam dons

leeg en ik scheer weer in een kurken
vestje door de woeste Sint-Jansstromen.
Rivier in meervoud, betrapt, ontsnapt.

De eeuwige voorbijganger, net als ik.
Net als vuurvliegjes op het fijne
verhemelte van de vervalende zomer.

Wolken daarginds aan de overkant:
bokshandschoen, olifant, kop van Jut,
hemd met kant.

Jana Beranova
Uit: 'Tussen de rivieren',
De Geus, Breda, 1999
 
Jasje

Alle seizoenen waren harde winters.
Zou ze zich verborgen hebben in dit bontjasje
dat hij ooit met liefde gewatteerd
om haar smalle schouders had gelegd?

Zou zij zo de kou hebben kunnen weren
van al die landverhuizingen en andere doden,
van de angst en de grimmige wortels
zodat ze zacht zou vallen als ze zou vallen?

Zou ze op een dag
in dit jasje
de oneindige koude
zijn ingedoken?

Je bewaart het, bladert het door: de mouwen,
het haast onvindbare sluitinkje, de kraag;
het ding slijt, rafelt, vervaalt als een veelgelezen boek.

Je schudt met de mot de tijd eruit
en vult het op met je eigen lijf
al durf je zo de straat niet op.

Niemand weet dat het jasje
van geverfd konijn is
en niet van nerts.

Jana Beranová
uit: Tussentonen
uitg. De Geus 2004
 

Volmaakt

In vers gras vrijen
om later
veel later
in de dood nog even
na te geuren
als hooi

Jana Beranová
uit: Kiskassend gedicht,
De Geus 1996

 

 

 


Zonder bagage

 

Ik heb een roofdierhart en roofdiermond,
verorber land na land, elk moment is
het moment voor de sprong.
Ik knoop tijd aan elkaar.
Hoe het komt?

De grens, klemvast, was een ver geheim.
Het was nacht, de maan was rood.
De hoge heuvel sleepte stenen aan
waar 't licht afdroop als
afscheidstranen. Het gevaar
verbond de wond.
We liepen.
De bergkam had
gaten in zijn tanden en het kind
vleugels op haar rug:
schooltasje, foto van de klas,
krabbel van de eerste liefde.

De mens is een bundel
verzwegen verhalen, klaar om
op te stijgen, uit te varen,
verstoppertje te spelen, alleen
tijdelijk in een haven.
Daar
zoek ik weleens tussen sleetse
koffers, reistassen en andere bagage
het schooltasje terug. De eerste
verte. Hoe ik dat doe?

Ik leg me op de grond en vouw me
op tot een pakketje. Verloren maar
vrij om te gaan als de maan
zich schurkt tegen de havenkade.

Jana Beranová
Uit: Tussen aarde en hemel
Uitgeverij De Geus 2002

Zonder bagage is geschreven voor het project
Beelden in vervoering in het kader van Rotterdam
Culturele hoofdstad 2001, bij het beeld
'Lost Luggage Depot' van Jeff Wall naast
Hotel New York in Rotterdam.
Met dit monument symboliseert kunstenaar
Jeff Wall de emigranten, die begin vorige eeuw
naar Amerika vertrokken.


 

 
Vietganistan

 

De hutten brandden
bijna dagelijk toch werden
sommigen steeds opnieuw bang zoals
het naakte meisje zonder schaam-
haar dat schreeuwend in het kale
landschap vluchtte thans prijkt ze
ongedeerd op de World Press Photo-stop

Jana Beranová,
uit Geen hemel zo hoog,
uitg. Agathon Bussum 1983


 

 
als niemand
luistert
naar niemand
vallen er doden
in plaats van
woorden

Jana Beranová
uit: Geen hemel zo hoog
Bussum Agathon 1983

Afzonderlijk verschenen in 1975 als
rijmprent van Amnesty International

 

 
In vredesnaam

 

Mijn nacht is breekbaar
als een kolibrievlinder

vreemde stappen naast mijn bed
laarzen groot als wolkenkrabbers

't bliksemt en knalt en ik sta weer
op straat - klein - alleen

Ik ren naar het slagveld
om een gedicht te schrijven

graaf geen kuil
voor gevallen woorden

ik laat de bomen
stapelverliefd ruisen

de bergen elkaar
opnieuw ontmoeten

en om geen kind te zijn
dat nooit meer slapen kan

geef ik landen voeten
om het geluk met ons te delen

Voor vrede plant ik
een stokroos een echte

met kaarsrechte rug

Jana Beranová
uit: 'Tussentonen'
uitgeverij De Geus 2004

'In Vredesnaam' is geschreven in opdracht
van het Nationaal Comité 4 en 5 mei voor de
Nationale herdenking in de Nieuwe Kerk in
Amsterdam op 4 mei 2004.

 
Vertrek

 

De dood is oranje net als de zon.

Dood spoor van binnen
verbrandde zijn huis
zoals vroeger de zon in Zuid-Frankrijk.
Daar, hoog in de Alpen,
waar Hannibal ooit met zijn troepen trok,
voerde hij vlinders dronken met suikerwijn.
Wat hebben wij toen alle drie gelachen.

Nu, hoog in de kussens,
kleeft het leven alleen nog aan zijn brein.
Zijn lichaam gelooft hij niet.
De dood heeft hem al bijna gedoofd,
zijn sleutel is op slot.
Ik klim als een Mohammed
3 x daags over het balkon
naar mijn berg.

De zevende dag zei hij verbaasd:
"Eindelijk dat je d'r bent!"
En hij lachte
op de rand van zijn bedgraf
beide benen in één broekspijp.

Jana Beranová,
uit Geen hemel zo hoog,
uitg. Agathon Bussum 1983