Poezie-Leestafel heeft toestemming van Eva Cox om enkele van haar gedichten op de Leestafelsite te plaatsen Zie ook: http://www.evacox.be
Hand Toen er een hand uit de kast stak, niet opdringerig, eerder bijna verlegen, traag kantelend in het bleke licht, nam ik een stoel en moest even gaan zitten. Ik overdacht het bestaan, het ritme ervan, de pitloze weekte, en besloot de hand niet weg te slaan. Sindsdien deel ik de tijd, mijn kast en mijn leegte, en het is waar dat ik voor het eerst en haast tot mijn spijt afhankelijk ben, maar ik blijf opgelucht dat het een hand is en geen tong, god verhoede een tong, of een neus, wat neuzen teweeg kunnen brengen, hoe men er in lorren gehuld achteraan moet, nee een hand, lege hand, glad, verlegen, traag kantelend in het harde licht, op het ritme van de zon en wat uren. Eva Cox, Uit: een twee drie ten dans, De Bezige Bij Lees ook de uitleg
Verjaardag Geruisloos zak ik in mekaar als een droog geworden zandbaktaart en niemand die met welgevormde klamme handen mij terug in mijn vorm kan slaan.
Eva Cox uit: 'Pritt.stift.lippe', uitgeverij Holland 2004
Daewoo Plasma Mijn Daewoo beproefde bij nacht mijn bloed een kop op tv, de kop van een mens, het is niets. En lippen en ogen zijn niets dan een schaduw van uren; nee al wat men doet, het is niets: het vlees dat men toont, het bloed dat men spuwt, het is niets. Ik verfoei ook de geest! Want de ziel die men geeft, het visioen dat men spreekt, het is niets. En zo al wat men voelt, wat men doet, het is niets. Het is minder dan sneeuwen en ruis. En aan een mond die beweegt, het is niets. Een scheur in een buik, een put zonder kruis, ach levens zijn minder dan puin. Wat men spreekt en beweert, alles voedt slechts mijn oog, en de macht is aan mij, echter zij, zij zijn niets dan een schreeuw, ik ben het die hen bewegen of staan, zeggen en doodzwijgen doet. En ik nu verzwijg hen.-Mijn Daewoo bij nacht bedroefde mij bitter.-Een kop op tv, de kop van een mens, het is niets. Het is niets dan een kop, sluimerend, vol ongezegde gedachten, ingewikkeld gelach.
Eva Cox Uit: Ik ben een bijl Nijgh & Van Ditmar 2009
ik heb een mijnschacht in mijn keel ik val omlaag vanuit mijn kamer zit als een pad gevangen in een bel van steen het is hier stil zo stil dat ik mijn dromen hoor ritselen als dode blad’ren ik gil ik heb een mijnschacht in mijn keel een tong van scherp gesmeed metaal en lagen gitzwart erts voor jaren ik hak met felle korte slagen Eva Cox Uit: Pritt.stift.lippe, Uitgeverij Holland, 2004
|
Vannacht wil zij in een kamertje kruipen en een nest vol woorden werpen. Haar buikje strakgespannen. Weeën golven door haar heen. Hoe zullen ze er uitzien? Ze weet niet wie de vader is... (er is die vreemde droom, iets besprong haar op een nacht begin dit jaar, het boorde zich diep in haar ziel, die ochtend vond ze bloed tussen de lakens en iets als stuifmeel op haar kin) Na jaren dorre droogte hagelt het pijpenstelen letters in haar kop. Ze ontwaart een golfbeweging: het maanloos eb en dan de vloedgolf de pen die haar gedachten achterna hinkt verzinsels die in warrige kluwens over mekaar rollen richting EXIT De gelukkigen die kunnen ontsnappen door de nauwe patrijspoort van haar pen. Een moerassig tapijt van achterblijvers. Vertrappelden. Of: hoe er bloed kleeft aan ieder woord dat hier staat want de onuitspreekbaren, de onbeschrijflijken halen het niet. Haar onmacht. Hoe ze àlle gedachten uit haar kop wil sleuren. Maar het zijn er teveel. Een kolkende massa voor dat ene poortje en zij maar schrijven schrijven zonder stoppen zo snel ze kan maar ze hoort het krijsen, het kermen, de oorverdovende doodsstrijd van het leger zwakken. paniek in opengesperde ogen vingers die wanhopig houvast zoeken in een spiegelwand nagels die aan splinters snerpen Wat rest, is niet te identificeren. © Eva Cox, 2001
Ik ben beplakt met kleine spiegeltjes Ik ben beplakt met kleine spiegeltjes. Ik dans als een strandbal rond. Ik kan oogverblindend zijn. Wie naar mij kijkt denk mij te zien. Wie naar mij kijkt die ziet zichzelf. De eigen monsterlijk vervormde grimas. Wie van mij wegrent jaagt zichzelf weg. Ik ben beplakt met kleine spiegeltjes. De randen snijden in mijn eigen vlees. Ik ben: een glinsterende mozaïek met weke rode voegen en een hart van sneeuwwit.
Eva Cox, Uit: Pritt.stift.lippe (verschenen in de Windroosreeks). Uitgeverij Holland, Haarlem, 2004.
Zij droomt zich... Zij droomt zich een stoel, touw om de enkels, metaal van een loop in de nek. Maar niets dwingt. Niets dat de woorden uit haar vingers wringt. De polsen gebonden aan pannen en emmers, de mond aan een mond, het hart aan twee poppen. In de verte de pen. Splinter in het lampgeel van de kamer. Tussen haar en daar een web van stemmen dat haar stopt. Als een dolle bal.
Eva Cox uit: Pritt.stift.lippe, Holland 2004
Lees de reacties op het forum, klik HIER
|