© foto dettie
Winter
Winter is het, Kerstmis spoedig,
Onder het poetsen wordt geoefend
In het zingen door mijn moeder.
Donker is het dagelijks vroeger,
Koper blinkt, de kachel brandt.
In de koude hak ik hout.
Sterren schieten uit de schoorsteen,
Regenen wensen naar beneden
Waar standvastig en aanbeden
Venus op de dakpunt staat.
Binnen ruikt het naar gebak
Dat de oven heeft verlaten
En naar vlees dat wordt gebraden.
Voeten rennen door de kamers,
Stemmen wisselen kreten uit.
Onbeschaamd als blauwe luchten
Waar een sneeuwbui zich in uitschudt,
Vliegensvlug in achterhalen
Van wie vluchtend en toch dralend
Zo mijn kussen niet ontloopt -
Fantoom van licht, waar heb je je
Verstopt? Lig je, slaap je, heb
Je je sterren van ogen dicht?
Ruwe nimf ben je, vlinderlicht
Je lieftallige hielen gelicht.
Verlegenheid heeft appelrode wangen,
Je kunt ze proeven, kunt ze vangen,
Kunt ze tussen het sparregroen hangen,
Blozende als zonsondergangen
Zijn ze, gave, glanzende vrucht.
Winter is het, Kerstmis nadert,
Het huis in rust en het ademt
Uit zijn schoorsteen witte rook.
De hemel is bestrooid met sterren,
Een pruik van sneeuw ligt op de dennen,
Men is thuis, er wordt gestookt.
Elly de Waard
uit: Strofen,
De Harmonie, Amsterdam 1983
Glijden
De ingevallen dooi van vannacht
dwingt me voor het laatst op het ijs,
maar in mijn glijden is verdriet,
het is niet de dooi, die is het niet.
Het is dat onze liefde is vergaan
door wederzijds en redeloos verwijt
en dat we het herstel verspeelden
in de vergleden tijd.
Vier meeuwen zweven met mij mee
in een glijdend wisselspel,
het landschap is troosteloos zwartwit,
sneeuw smeltend op een akkerveld.
Ook op de oevers smelt de sneeuw,
alles verdwijnt en ik besef
dat mijn leven leeg is
als het doelloos zeilen van een meeuw.
Straks is alle aarde zwart,
zwart, tot het weer gaat sneeuwen;
dat is een troost:
toedekken is een vorm van vergeven.
PieterW
december 2009
Niets dan sneeuw
Cathy Mara
uit: Gedichten van vroeger 1986
Een wonderlijk beleven:
en dan bega ik noodgedwongen
heiligschennis:
ik maak met trage halen
een witte auto blauw
en laat de motor draaien.
Patricia Lasoen.
Geplaatst met toestemming
van The Lapperfort Poets Society
Us heitelân is weer eens in de ban
van bloed en zweet en dichtgevroren ogen,
de supertest van menselijk vermogen
en wordt daar reuze zenuwachtig van.
Enfin, ze doen maar... Ik blijf lekker thuis,
ik bibber bijgeval wel voor de buis.
Jan Boerstoel
Ida Gerhardt,
uit De Hovenier
Van Gorcum, Assen 1961
Het is een dorp
Er is een school
Een harmonie
Een bankfiliaal
Een kerk of drie
Een communist
Een zonderling
En zelfs een zang-
vereniging
Nu is 't er stil
't Is wintertijd
Er heerst de griep
En knorrigheid
De dag is kort
De hemel grauw
En pas maar op
Je vat nog kou
De boom houdt zich behoedzaam stil,
Dat niet het minste takgetril
't Kristallen kunstwerk breke,
De klank zelfs van mijn schreden wil
Zich in de sneeuw versteken.
De grond is wit, de nevel wit,
Wat zwijgend tooverland is dit?
Wat hemel loop ik onder?
Ik vouw de handen en aanbid
Dit grootsche, stille wonder.
Jacqueline E. van der Waals
1868-1922
Pagina 1 van 2