We liepen die middag over de stoppels
van de keiheuvel
bij het kastanjebos.
Het was de laatste augustusmaand
van mijn kinderjaren en ons spel
duurde niet langer dan een uur.
Maar dat ene uur bleef leven
en zoveel latere jaren zijn dood.
Plots brak een onweer los.
De wereld leek te vergaan.
De vlieger werd doorweekt.
Hij is nooit meer omhooggegaan.
Willy Spillebeen
uit: Land van vergeten,
Gent, Poëziecentrum 1995
Ik teken met mijn tanden in je vel
de plek waar later als geheugen
je lichaam nog bewoonbaar maakt.
Die plek zal ik met mijn adem met
mijn hartstocht dan bewonen
een eilandje een rondemaan
de schoonste schuilplaats tegen waarheid
die ik vanmorgen vond.
Willy Spillebeen
Uit: De geschiedenis van een steenbok
Uitgeverij P 2002
Aarde mijn vrouw. Hoe geuren
de bossen, een houtduif koert.
Haar roep is het moe losscheuren
uit je schoot en de stilte bloeit
diep in het water van de avond.
Aarde, je lijf smaakt naar brood.
Vrouw, die ik aarzelend nader,
jouw schoot wordt mijn bloeiende dood.
Willy Spillebeen
Uit: Naar dieper water,
eigen beheer, Menen, 1962
Telkens een gat een bres
in de muur van populieren
voorbij de rivier en on-
gedicht voor vele jaren.
Vandaag veel jaren later
de bossen van mijn kinderjaren
vergaan blijven bestaan
in het voorland waarin zij
levende doden zijn.
Wereld zo onbewoonbaar
dat ik werkelijker woon
in landschappen lang al
voorbij vergaan zoals de tijd.
Willy Spillebeen
Gedicht gemaakt voor
The Lappersfort Poets Society
Ziek van liefde en schuld
gooide hij later
grote stenen uit.
Het water wolkte vol modder.
De stenen vormden geen brug.
Hij vond zichzelf
niet terug.
Nu staande aan de oever
tegen de stroom in
en de vertroebeling
spuw ik kringetjes
als een kind.
Zuiverend zout.
Even een teken
van leven.
Willy Spillebeen
Gedichten 1959-1973: een teken van leven.
Antwerpen: Standaard Uitgeverij 1973