Ik heb een vrij brede dakgoot
dus dat kan allemaal wel
al is het stervenskoud.
Van de zomer hing ik stil
ondergedompeld in een ven.
Daar sloeg mijn hart
golfjes op het water.
Toen ik uit het water stapte
toegejuicht en licht als licht,
lag daar al het pad,
dat me voerde
naar deze loden plek,
schouder aan schouder met
een wantrouwige kauw.
De wind maakt vleugels
van de smalle kraag op mijn blouse.
Boven de skeletten van de daken aan de overkant
jaagt Orion op zijn prooi.
Een jumbojet doorklieft juist zijn gordel.
De machines hoesten hees tegen de sterren.
Ga ik op mijn andere been zitten dan
verlies ik net dat beetje evenwicht
dat ervoor zorgt dat ik niet val.
Nu raken ze allebei in diepe slaap
en voel ik ze niet meer.
Een zwaarlijvige vis ben ik
die net boven de dakgoot zweeft.
© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006
Ergens in een zandverstuiving. Waar ook
verloofden hun ringen verloren.
Waar ook is gejaagd op het laatste ree.
Waar water blijft staan in ondiepe kuilen.
© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeversmij Holland,
Haarlem 2006
Je maakt je kleine ordening.
Laat liggen, verstoor het niet.
Alleen zo kan je in de wereld komen.
En wij, alsof we wijs en geordend zijn,
kijken naar jouw kleine handen
waar alle dingen doorheen moeten gaan.
© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006
Ik kan je niet kennen en toch naar je verlangen.
Wie de laatste polder volbouwt verliest.
Spreid je vleugels, toon me je witte stuit:
de laatste blanco plek op de kaart.
© Roland van den Bergh
nog ongepubliceerd
de poort waardoor terugkeer mogelijk was.
Toen jij nog tegen me aan lag, me kneep
zodat ik er volkomen was, overgeleverd
en bij zinnen in het midden van een melodie.
© Roland van den Bergh
nog ongepubliceerd
Het gras kan mij ontvangen, terwijl het nog nat is.
Het slijk loert en zuigt aan me
en ik zou er ontkleed in kunnen rollen
om besmeurd en met worm en slak behangen
naar huis terug te keren en in de mooiste stoel te zitten.
© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006
over het pad, de zon leent het gras
een verlicht groen. In de stilte die altijd
waaiende wind en altijd razende auto’s heet
balkt een ezel zijn cantate.
© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006
Je lichaam huivert, wil lachend
op hol slaan. Ik bekijk je flanken,
die zijn gemaakt van honing en fluweel.
Als ik je roep zoek je me.
© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006
© Roland van den Bergh
Uit: Koudwatervrees
De Windroos/Uitgeverij Holland,
Haarlem 2006
De boom geurde. Zijn hars vloeide.
De bloemblaadjes waren tussenwerpsels
geworden in het gekneusde gras.
In de buik van de koe galmde de dreun nog na.
© Roland van den Bergh
uit: Kastanjegedichten
Uitgeverij Passage 2006
een golf uit te sparen in de oranje latex.
Met onopzettelijke uitschieters van de kwast.
Ik wacht op uitslag, nog eens mijn nummer stamel ik
Maar hier, deze muur, hij schijnt hemellichamelijk.
© Roland van den Bergh
nog ongepubliceerd