Leestafel heeft toestemming van uitgeverij
Standaard/Manteau om gedichten
van Paul Snoek op de Leestafelsite te plaatsen
Te vondeling gelegd ik heb de sprankel van mijn waarheid,
in het zomers praalbed van het water,
zo teder breekbaar als dauwdraad,
zo volkomen zuiver en doorschijnend als de verte,
dat ik de vriend werd van het heiligwordend licht.
En wat ik aanraak
met de toverende woede van mijn woorden,
het wordt een melk- en bloedgevende borst.
Een krachtige, eenzame weelde.
Paul Snoek
Uit: De zwarte muze
cyclus het orakel
Opgenomen in Gedichten 1954-1968,
Manteau, 1969
De vruchten zijn verkocht.
Het regent gulzig en de bieten glanzen.
De akkers verteren hun moederkoek
en stijf in de wolken nadert de winter.
Morgen koop ik zeven kannen olie
en een nieuwe bril om in het boek te lezen.
Deze winter ga ik nog niet dood.
Paul Snoek
uit: Gedichten 1954-1968.
Brussel: Manteau 1969
Zowat driehonderd mannen zitten in een kring.
Soms mag een oudere man de kring verlaten
om wat warmte op te doen tussen de vrouwen.
Vaak krijgt hij dan een stukje rauwe vis.
Daarna neemt hij opnieuw zijn plaats in,
want bij de mensen blijven mannen altijd mannen.
Er nadert een helikopter door zeehonden bemand.
Het zijn geleerden, technici en godsgezanten.
Ze maken films en droppen helgekleurde zakken
met voedsel. Er staan goede woorden op de zakken.
Op zeker ogenblik schoudert een zeehond zijn geweer
en hoewel hij wet dat op het doden van mensen
zware straffen staan,
gaande van 500 dollar tot een jaar hechtenis,
legt hij een rechtstaande man,
de mooiste van allen,
neer.
Paul Snoek
Uit Gedrichten.
Gedokumenteerde aktualiteitspoëzie en/of
alternatieve griezelgedichten, s.l.,
Manteau, 1971.
Onder de vloeren verhuizen wormen de geraamten,
Het is verboden onderling de koning aan te raken
of het verloren voorwerp van een hoveling terug te vinden.
De zonnestralen hebben openbaar de zon verlaten,
om hun kristallen stilte boeit men straks de winden.
De tijd staat stil als de herfst in de tuinen.
De vijver luistert niet meer naar zijn huidig water,
de uilen zijn genummerd, net als de spoken.
Een dag duurt eeuwig in dit huis vol huizen
en vol koningschap, tot brandbaar stof vergaan.
Daarom, dat het hier streng verboden is te roken.
Paul Snoek
Uit: De zwarte muze. Gedichten
cyclus De zwarte muze
Manteau 1968
Als ik geen rood meer heb
waarin je languit ligt te wachten roerloos
maar toch diep ontroerd, wanneer je later
het doek mag zien waar ik je rooie jurk
vervangen heb door zachte naaktheid,
waarvoor ik net als voor je glimlach
vooralsnog niet de kleur vond die je past.
Als ik geen rood meer heb,
heb ik nog altijd je lippen.
Paul Snoek
uit: Schildersverdriet,
Manteau 1982