Annette van den Bosch in gesprek met Koen Stassijns
Leestafel heeft toestemming van
Koen Stassijns om zijn gedichten op
de Leestafelsite te plaatsen.
de gangen met mezelf en daar dan in
verdwalen. Ramen, trappen, deuren, in en uit
van kinderen die bij hun moeders blijven
zwijgen, in de tuin een schrikbewind van kruid.
Geef dit huis geen uitstel meer,
het denkt zo lang al aan een landschap
toe te horen dat het blijven zal. Ik keer
terug tot een boom, in de aarde, meet omvang
van woorden aan restwarmte af en beken dat
ik nog droom van een gedicht. Pijnbanken lang.
Koen Stassijns
uit: Paard van glas. Gedichten,
De Arbeiderspers, Amsterdam 1993
Koen Stassijns
uit: Zwijghout,
Atlas, Amsterdam, 2000
De linten in haar waaiend haar,
papavers tussen koren ooit,
maar rood wordt bruin en
brood verkruimelt, langzaam
gaat elk meisje dood.
Ik wou haar vluchtruim zijn,
mijn tuin voor al haar vogels
openplooien, in een
schommelstoel van slaap
het samenslapen voorbereiden,
maar de winter gomt mij uit
en wist uit ieder najaar
het gekneusde meisje. Vaag
hoor ik het kraken al
van mager ijs en vager nog
de nagalm van:vandaag
ga ik voorgoed verloren.
Koen Stassijns
uit:Aanmaaktwijgen van een vuur,
Lannoo, Tielt 1988
Zij spreekt de kasten dierbaar aan
of zij hun sleutel goed bewaren
en van elke lade het geheim dat
zij ooit dierbaar samen waren.
Zij boent haar angst voor slechte
tijden met het bergkristal en
zilver op, en veegt de vloer aan
met de twijfel dat wie eenmaal
liefheeft meermaals achterblijft.
Wie haar niet kent zal zwijgen
en haalt het stof onder de nagels weg
vóór hij haar aanraakt met het hard
verwijt dat zij slechts aanrecht was
en dweil. Terwijl zij veeleer aaide.
Koen Stassijns
uit: Aanmaaktwijgen van een vuur,
Lannoo, Tielt 1988