waar is het licht
dat leeggezogen weiden
uit hun stramme schaduw dwingt?
Je hoort geen stilte
die luider snikt
dan legers meeldraden
- ze vechten voor wat licht -
schrijf met glazen woorden
de scherven op hun dode bloemenmond.
de tijd eet geld met hopen
en af en toe
zich rond.
Jo Gisekin
uit: 'Een dode speelgoedvogel',
Brugge, Desclée De Brouwer 1969.
Als een vleermuis
deskundig de ruimte
van je fragiel bestaan doorklieven
om te zien hoe
geitenblad en disteldoorn
geel en paars in ruitmotief
over je spankracht
heen en weer doen vlieden.
Ach
ik weet wat water is
het wier van schaamte
en tijdloosheid
van terloops plezier.
Het haakwerk van liefde
is een schichtig motief
ternauwernood
kunnen jij of ik
haar bloem versieren.
Jo Gisekin
Uit: Het eiland van elkaar
Parnassusreeks nr 8
Leuven, uitgeverij P 2006
Daarna
Alsof wij jaren bedachtzaam
op dit moment
hadden gewacht
heb ik het laken
stilzwijgend als een geheim
over je heen geslagen
toedekkend
waar geen naam
voor bestaat.
Jo Gisekin
uit: Als in een zwijgend laken
Gedichten over liefde.'
Tielt, Lannoo 1984
Weemoed van kweeperen in cognac
Stroomafwaarts
in lopende plooien
van mijn huid
is de herfst geboren
als in een zwijgend laken
of in een handpalm
bespannen met opalen vlies
van witte eierschalen.
De boomgaard met blaren
wisselt feestelijk van vacht
naast de kweeperelaar
op het vloerkleed gras
Jo Gisekin
Uit: Als in een zwijgend laken
Gedichten over liefde.' Tielt, Lannoo 1984
Opgenomen in de verzamelbundel:
Kweeperen in cognac, Tielt, Lannoo 1996
Ik ken de plekken waar het landschap
tot aan mijn voetzool plooit in veel verborgen
geuren, de zon een feest is. Muziek een
stortbui uit wijde galmgaten. Psalmen
voor een ver verschiet.
Hoe zou ik weten wie de tijd ontstak, aan
ieder woord zijn klinker gaf, zingend
in mijn oor.
De vreugde kan niet op
in alle talen, in elk nieuw boek
een jong bestaan.
Jo Gisekin
Uit: Het eiland van elkaar
Uitgeverij P 2006
Ze zijn van tel in het huiselijk bestaan. Ze
schuiven gordijnen open. Hun kijk op akkers
in bloei. Wrijven het dekentje glad en
smoren gevaren ondergronds. Een pluim op de hoed.
Ze denken dieper na hoe ze het armpje
of het hoofd moeten steunen.
Ze aarzelen bij elke stap. Gaan wijdbeens
op de voorplecht staan. In evenwicht.
Ze tellen ribben en
tenen en waken bij het gewicht in de wieg.
Geen wind mag in de zeilen slaan.
Het interval van de adem verschuift in hun
oor. Ze zoeken naar maat en volgen de
weg die de sluimer inslaat tot aan
de slaap.
Rust is aan vaders nooit besteed. Ze timmeren
een dak boven het hoofd van het kind: de herfst
wordt dramatisch dit jaar.
Ze springen in laarzen en dammen het land.
Geen watersnood binnen de oevers.
Liever eelt op de hand.
Vaders zijn tot alles in staat. Ze tekenen
hun zelfportret uit op het kind.
Het geringste voortbestaan.
Jo Gisekin
Uit: Dubbelfuga
Achttien tekeningen van Karel Roelants
hebben Jo Gisekin geïnspireerd om 18 gedichten
te schrijven. In Dubbelfuga staan deze gedichten
met de tekeningen van Karel Roelants.
http://meander.italics.net
Uitg. Lannoo, Tielt
twee zielen als duiven op een tak
in een nachtelijk september
twee harten in struikgewas
één peluw
met het hoofd
van slechts die
en geen ander.
Jo Gisekin
uit: Als in een zwijgend laken
Gedichten over liefde.' Tielt, Lannoo 1984
af en toe
kan ze ook poëtisch zijn
wanneer de kinderen
tussen vogels en vlinders
de laan zijn uitgestuurd
om in haar kookpan
een hartig
gedicht te bereiden
Jo Gisekin
Uit: Klein Huisboek
Brugge, Orion 1975
de zon hangt in
het kraaiennest
het asfalt dampt als
paardenlucht
een rookpluim naar
de overkant
concerto voor de gulle rozen
honingbrood voor bedelaars
het staat met vuurpijlen
op wolken geschreven:
hoe glansrijk de aarde
hoe moe de taal.
Jo Gisekin
uit: 'Quatre-mains',
Den Gulden Engel, 1987.