Het niemandsland van de slaap

Een spiegel die niet schrikt
van ademen, niet het hart lam
legt, of weerbarstig van kou
een mond opent, winters lispelt.

Ach ja, koude. Ach ja, winter.
Ver beneden de evenaar zeilt
er zon zonder masker, legt
het lichaam zich in licht en water
lost het zout de tijd langzaam op.

Slijp mijn lenzen nog eens, wil je?
En hijs de zeilen rondom het niemands-
land van de slaap, ontkurk de fles,
zet koers, maak vaart,
de dood wordt voor de dag bewaard.

Hans van de Waarsenburg
uit: Ach, de tijd
Meulenhoff, Amsterdam 1985