Een liedjeszanger schreeuwde op straat, dat elk ’t kon hooren:
“Hier heb je nou ’t bewys, zo klaar als zonneschyn,
Dat vrouwen geenszins menschen zyn!
’t Kost maar een oortje; koop! ’t Zal jou gewis bekooren!”
Dat maakte Griet en Tryn verwoed:
De toorn ontstak haar beider bloed:
Griet greep hem aan, en zeide: ò Guit! Men zal jou leeren.
De vrouwen naar haar waarde te eeren:
Zyn wy geen menschen, schurk? Waar ziet ge ons dan voor aan?
Kom Tryn! Laat ons hem straks den kop te plettren slaan.
Hy, ziende wat er door haer dolheid zou geschieden,
Riep hard: Ik hou het uit dat zy geen menschen zyn:
“ ’t zyn engelen, in menschenschyn!”
Elk lagchte; en deeze trek deed hem haer woede ontvlieden.
Harmanus Asschenbergh (1726-1792)
Uit: De Nederlandse Poëzie van de 17de en 18de Eeuw in 1000 en enige gedichten. Samengesteld door Gerrit Komrij. (1986)
Denk niet, lieve speelgenooten!
Dat de tijd mij heeft verdroten,
Toen ik gistren zat alleen.
Die vermaak heeft in het lezen,
Hoeft geen eenzaamheid te vreezen,
Maar is altoos wel te vreên.
Vader zegt, dat brave menschen
Dikwijls naar die uurtjes wenschen;
Dikwijls naar hun kamer gaan,
Om in oude en nieuwe boeken
Wijze lessen op te zoeken:
En dat staat mij wonder aan.
'k Wou zo graag verstandig wezen,
En ik worde ook graag geprezen,
'k Zeg, zo als het bij mij leit:
Dient er dan, om veel te weten,
Menig uurtje nog gesleten,
Welkom! welkom! eenzaamheid!
Uit: Proeve van Kleine Gedigten voor Kinderen
Hieronymus van Alphen
Beetje humor in dit gedicht, ik vond het zo mooi ook omdat het over lezen gaat.
'Vrouwen zijn geen menschen' van Asschenbergh (nooit van gehoord)
vind ik een heel leuk gedicht. Vooral de pointe ''t zijn engelen, in menschenschijn" is heel goed gevonden. Doet mij ook 'lagchen'