over de oude hoeken van de taal.
Men zegt dat ik gezegd heb
en men vraagt waarom.
Waarom ik zo onzichtbaar schrijf
met dauw op het netvlies?
Waarom ik mijn gedichten luchtig leg
in de vroegte van de glimlach?
met de verleiding van hun echo.
Totdat hun inhoud zich ontbindt
in mijn weerkaatsbaar zintuig.
Waarom ik mij ontdubbel en verzamel
in de vertaling van het alledaagse?
Waarom ik mij versnipper in grondstof
en waaruit ik mijn meervoud verkrijg?
en dat weer meer en meer in mij verenig.
Omdat ik zichtbaar denk
dat ik luidop wil leven,
en dragen in de snijding van de eenheid
alle delen der ondeelbaarheid.
De onbeschrijfelijke adem des dichters
is de beste belegging.
Dit zeg ik.
Paul Snoek:
Uit Gedichten 1954-1968,
Manteau, 1969