Poëzie-Leestafel Poëzie-Leestafel
  • Poëzie
    • Overzicht A-B-C-D
    • Overzicht E-F-G-H
    • Overzicht I-J-K
    • Overzicht L-M-N
    • Overzicht O-P-Q-R-S
    • Overzicht T-U-V
    • Overzicht W-X-Y-Z
    • Thema's
  • Gedicht uitgelicht
  • Biografieën
  • Recensies bundels
  • Poëzie schrijven
  • Linken
  • Forum
  • Zoeken
  1. U bevindt zich hier:  
  2. Startpagina
  3. Anneke Brassinga

Anneke Brassinga

Oor

Verdiept in het adagio smacht ik sostenuto
naar jouw lieflijk zondoorschenen oor waarin
het zich vergiet. Zo binnendwalend de muziek
en bevend ongewis kunnen wij kuis verlustigd
voelen rijpen ons onvermijdelijkst verdriet.

Anneke Brassinga
Uit: Timiditeiten

 

 

Gevallen vrouw (een burleske)

Ik wil weer leren krom en kreupel te jongleren,
me los te rukken uit cadans, die pijn verdooft;

ik ben bevangen in scanderen – loodzwaar harnas
dat geen zwier gedoogt. Het voet voor voetje moeten

wankelgaan op strakstaand koord, eronder gretig
't lege waar het vege lijf een doodsmak wacht,

heeft mij dit afgemeten schrijden bijgebracht.
Hoe lief had ik het pirouetteren

in bokkesprongen uit de maat en krolse gibbon-
capriolen, minne lovend in wier naam

de grootste bruut genâ betoont; gelovend heilig
dat elk dolen terug zou voeren naar de plek

(nu overwoekerd monument) vanwaar zo dartel,
kreupel, driest en krom 't gelukzoekspel begon

dat boven het te snel ontdekt ravijn van rouw
fatale koorddans werd van blindeman en ezelvrouw.

Anneke Brassinga
Uit Nieuw Letterkundig Magazijn 18 (2000), p. 15,
met latere wijzigingen van de auteur:

Roeping

Fluit er een merel, dan voel ik geluk.
Fluit er een merel ten hemel schreiend mooi
in China terwijl ik niet in China ben;

heeft naar verluidt men hier ter stede merels
ook gehoord in het blauwe schemeruur
van 3 Februarij 1603; zal, naar verwacht mag

over zes weken, in mijn tuin hun lied weer
klinken: stel dat ik al op weg zal zijn
gegaan naar China, of het onbekende

voorbij de grens van mijn bestaan- hoe nu hier
leven zonder geluk? Op eigen kracht te horen
wat de merel zo vaak zong, het moet

volstaan. De oren toegestopt, in stilte,
denk ik dag in dag uit mij in dat ik
die ene ben en steeds een ander,

die urenlang of even maar en waar ook maar
door de eeuwen heen geluk heeft en de merel hoort.
Dan vangt in mij misschien het zingen aan. 

Annekr Brassinga
uit Verschiet,
uitg. De Bezige Bij, 2001

Buiten, herfst

De bliksem heeft mij niet geraakt
vandaag, hij was een weiland verder
dat is niet ver. Mijn huis nog onder
de hemel met de laatste muggen,
eerste ganzen die vluchten. Rafels
van licht, het donkert snel.
Over de sloot, onzichtbaar
hangen daar de zoetste bramen.
Zolang ik opblijf zal ik dromen
van gemis, vliegkunst, eeuwigheid.
in dood is alles te nabij.

Anneke Brassinga,
uit:Landgoed
De Bezige Bij, 1989

Aanzoek

Ik ben al vaak door mezelf op straat gezet,
heengezonden, onbewoonbaar verklaard,
uitgerookt, door ploffende kachels beroet.
En nu hier, het lekt er en tocht. Te moe
voor ander onderdak. Maar ruimte is er
te over voor wie ik bij me heb, in armen sluit
als liefste, doorluchte, als kroonluchter
ontvlammen laat, in rust voel aan 't geraamte.

Een klein maar taai oneetbaar hart blijft fier
zich weren tegen binnenschuivend donker. Blijf.
Blijf met mij hokken in dit schrale ribbenkast
in het innig bed van geest, bij het weerlicht
getemperd door weemoed, van ons verstand.

Anneke Brassinga
uit: Verschiet,
De Bezige Bij 2002

Lees de reacties op het forum, klik hier
  • 1
  • 2
  • 3

Pagina 3 van 3

Copyright © 2004-2025 Poëzie leestafel  -  Alle rechten voorbehouden.
Niets van deze site mag ter publicatie worden overgenomen.
Indien nodig kunt u contact opnemen met de beheerder van Leestafel, e-mail: dettie@poezie-leestafel.info