Oor
Verdiept in het adagio smacht ik sostenuto
naar jouw lieflijk zondoorschenen oor waarin
het zich vergiet. Zo binnendwalend de muziek
en bevend ongewis kunnen wij kuis verlustigd
voelen rijpen ons onvermijdelijkst verdriet.
Anneke Brassinga
Uit: Timiditeiten
Roeping
Fluit er een merel, dan voel ik geluk.
Fluit er een merel ten hemel schreiend mooi
in China terwijl ik niet in China ben;
heeft naar verluidt men hier ter stede merels
ook gehoord in het blauwe schemeruur
van 3 Februarij 1603; zal, naar verwacht mag
over zes weken, in mijn tuin hun lied weer
klinken: stel dat ik al op weg zal zijn
gegaan naar China, of het onbekende
voorbij de grens van mijn bestaan- hoe nu hier
leven zonder geluk? Op eigen kracht te horen
wat de merel zo vaak zong, het moet
volstaan. De oren toegestopt, in stilte,
denk ik dag in dag uit mij in dat ik
die ene ben en steeds een ander,
die urenlang of even maar en waar ook maar
door de eeuwen heen geluk heeft en de merel hoort.
Dan vangt in mij misschien het zingen aan.
Annekr Brassinga
uit Verschiet,
uitg. De Bezige Bij, 2001
Buiten, herfst
De bliksem heeft mij niet geraakt
vandaag, hij was een weiland verder
dat is niet ver. Mijn huis nog onder
de hemel met de laatste muggen,
eerste ganzen die vluchten. Rafels
van licht, het donkert snel.
Over de sloot, onzichtbaar
hangen daar de zoetste bramen.
Zolang ik opblijf zal ik dromen
van gemis, vliegkunst, eeuwigheid.
in dood is alles te nabij.
Anneke Brassinga,
uit:Landgoed
De Bezige Bij, 1989
Ik ben al vaak door mezelf op straat gezet,
heengezonden, onbewoonbaar verklaard,
uitgerookt, door ploffende kachels beroet.
En nu hier, het lekt er en tocht. Te moe
voor ander onderdak. Maar ruimte is er
te over voor wie ik bij me heb, in armen sluit
als liefste, doorluchte, als kroonluchter
ontvlammen laat, in rust voel aan 't geraamte.
Een klein maar taai oneetbaar hart blijft fier
zich weren tegen binnenschuivend donker. Blijf.
Blijf met mij hokken in dit schrale ribbenkast
in het innig bed van geest, bij het weerlicht
getemperd door weemoed, van ons verstand.
Anneke Brassinga
uit: Verschiet,
De Bezige Bij 2002
Pagina 3 van 3