Pseudoniem van: Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, Nederlandse dichteres (1909-1998). Deze gedichten zijn geplaatst met toestemming (gedogen) van uitgeverij Van Oorschot.
Eb
Ik trek mij terug en wacht. Dit is de tijd die niet verloren gaat: Iedre minuut zet zich in toekomst om. Ik ben een oceaan van wachten, waterdun omhuld door 't ogenblik. Zuigende eb van het gemoed, dat de minuten trekt en dat de vloed diep in zijn duisternis bereidt. Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd? M. Vasalis, uit: Vergezichten en gezichten Uitgeverij van Oorschot 1954
Angst Ik ben voor bijna alles bang geweest: voor ’t donker, voor figuren op het kleed voor stilte, voor de schorre kreet van de avondlijke venter, voor een feest, voor kijken in de tram en voor mezelf. Dat zijn nu angsten, die ik wel vertrouw Er is één ding gekomen, dat ik boven alles vrees en dat mij kan vernietigen; dat ik bedelf onder een vracht van rede, tot het wederkeert: dat is het nuchtere gezicht van mijn mevrouw wanneer zij ’s morgens in de kamer treedt samen met het ontluisterd licht en dat ik weet wat ze zal zeggen: nog geen brief, juffrouw. M. Vasalis, uit Parken en Woestijnen. Uitgeverij van Oorschot 1940
Luchtspiegeling Midden in deze woestenij van zon, stenen en droog gewas zie ik opeens mijn eigen land - onaangetast door deze brand: bleek water, mist over een wei. zie ik hoe koel en zacht dat was. IJl als de dunne, dode maan, die overdag is blijven staan, maar meer dan herinneringen, begeerlijker dan enig ding zie ik verre water blinken trachten mijn ogen het te drinken. M. Vasalis, uit Parken en Woestijnen. Uitgeverij van Oorschot 1940
Sotto voce Zoveel soorten van verdriet, ik noem ze niet. Maar één, het afstand doen en scheiden. En niet het snijden doet zo'n pijn, maar het afgesneden zijn. Nog is het mooi, 't geraamte van een blad, vlinderlicht rustend op de aarde, alleen nog maar zijn wezen waard. Maar tussen de aderen van het lijden niets meer om u mee te verblijden: mazen van uw afwezigheid, bijeengehouden door wat pijn en groter wordend met de tijd. Arm en beschaamd zo arm te zijn. M. Vasalis uit: Vergezichten en gezichten, Van Oorschot 1954
Sprookje Voor mijn moeder en dochtertje Zij luisteren beiden naar haar oud verhaal, wondere dingen komen aangevlogen zichtbaar in hun verwijde ogen, als bloemen drijvend in een schaal. Er is een zachte spanning in hun wezen, zij zijn verloren en verzonken in elkaar, - het witte en het blonde haar - geloof het maar, geloof het maar, alles wat zij vertelt is waar en nooit zal je iets mooiers lezen. M. Vasalis, Uit: De vogel Phoenix, Uitgeverij van Oorschot 1949
Vriend Vriend, metgezel, die meer en minder is dan vader, moeder, minnaar, kind hetzelfde als ik, maar anders onafhankelijk en toegewijd ouder, jonger, van dezelfde tijd. Trooster, die getroost kan worden baken en verhanger van borden broeder, maar van een andere moeder, zonder rivaliteit met wie ik samenloop en die mij begeleidt. Hij gunt mij om te leven en als ik dood zou willen, geeft hij mij gelijk. Soms is het, dat ik om hem alleen verdragen blijf, wat zonder hem ondraaglijk scheen. Zonder een enkele verplichting loop ik en altijd in zijn richting. M. Vasalis, uit De oude kustlijn Uitgeverij van Oorschot 2004
Herfst Nooit ben ik meer in mijn gedachten groot, steeds zeldner denk ik dat mijn werkelijk wezen zich tonen zal en durven te genezen van de steeds naderende duidelijker dood. Vandaag zag ik de hemel door het weemlend lover verbleken tot een doodlijk zuivere helderheid. Ik heb mezelf nog van geen ding bevrijd en er is haast geen tijd meer voor mij over. Er ruist een hoge ruime wind door de recht opgerezen bomen: aan het zwarte water is een hert gekomen, en door het oevergras schijnt laag de zon... Dit is het enig antwoord, dat ik vind, dat mij bevrijden zou, zo ik t vertalen kon. M. Vasalis, uit Parken en Woestijnen. Uitgeverij van Oorschot 1940
Cet age est sans pitié
Links naast ons – midscheeps – woonde de ex-kapitein Ter zee, weduwnaar, purper van het drinken. Hij had een dochtertje, dat opzienbarend lelijk was, Zo opgestopt, verkeerd begroeid en kruislings scheel, Dat iedereen wel graag met haar zou willen spelen Alleen al om dichtbij iets zo uitzonderlijks te zijn. Haar vader maakte dat onmooglijk, want hij bood ons geld Voor als ze mee mocht doen; zo dachten wij Dat het een soort van werkje was – en wilden niet. Ze glimlachte zo trots en raadselachtig bovendien Dat het gevaarlijk leek – wij zagen niets van het verlangen In ’t uren lang met krabben-armpjes uit het venster hangen. Maar moeder wel – ze bleef vaak even staan, zei wat En vroeg wat, nauwelijks te verstaan, en op een dag vertelde zij: ze vroeg of ze me moeder noemen mag. Je hebt toch zeker nee gezegd! Waarom? Zei zij Ik zei natuurlijk: graag. Ze was heel blij. M. Vasalis, uit De oude kustlijn Uitgeverij van Oorschot 2004
|
Steen Verdriet kit al mijn krachten samen, zodat ik roerloos word als steen. Mijn hele wezen wordt materie, een ondoordringbaar star mysterie, o sla de rots, opdat ik ween. M. Vasalis uit: Vergezichten en gezichten, Van Oorschot 1954
In de herfst Hol en leeg van verlangen en de gele amberen bomen de groene en barnstenen stammen. Het licht hangt stil in de blaren. Mijn hart is te veel geopend, te veel in het licht gevangen in der wolken licht varen… En pijndoend, schrijnend dromen weg van mijzelf te komen En eigenlijk zo wanhopend. M. Vasalis, uit Parken en Woestijnen. Uitgeverij van Oorschot 1940
Aan een boom in het Vondelpark Er is een boom geveld met lange groene lokken. Hij zuchtte ruisend als een kind terwijl hij viel, nog vol van zomerwind. Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken. O, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen, met slepend haar en met de geur van jeugd stromend uit zijn schone wonden, het jonge hoofd nog ongeschonden, de trotse romp nog onverslagen. M. Vasalis uit: Vergezichten en gezichten, Van Oorschot 1954
De idioot in het bad Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen, Haast dravend en vaak hakend in de mat, Lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen, Gaat elke week de idioot naar 't bad. De damp die van het warme water slaat Maakt hem geruster : witte stoom… En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat, Bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom. De zuster laat hem in het water glijden, Hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst, Hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst En om zijn mond gloort langzaam aan een groot verblijden. Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden, Zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen, Zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden Komen als berkenstammen door het groen opdoemen. Hij is in dit groen water nog als ongeboren, Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen, Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen. En elke keer, dat hij uit 't bad gehaald wordt, En stevig met een handdoek drooggewreven En in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord Stribbelt hij tegen en dan huilt hij even. En elke week wordt hij opnieuw geboren En wreed gescheiden van het veilig water-leven, En elke week is hem het lot beschoren Opnieuw een bange idioot te zijn gebleven. M. Vasalis, uit Parken en Woestijnen. Uitgeverij van Oorschot 1940
Tijd Ik droomde, dat ik langzaam leefde .... langzamer dan de oudste steen. Het was verschrikkelijk: om mij heen schoot alles op, schokte of beefde, wat stil lijkt. 'k Zag de drang waarmee de bomen zich uit de aarde wrongen terwijl ze hees en hortend zongen; terwijl de jaargetijden vlogen verkleurende als regenbogen ..... Ik zag de tremor van de zee, zijn zwellen en weer haastig slinken, zoals een grote keel kan drinken. En dag en nacht van korte duur vlammen en doven: flakkrend vuur. - De wanhoop en welsprekendheid in de gebaren van de dingen, die anders star zijn, en hun dringen, hun ademloze, wrede strijd .... Hoe kón ik dat niet eerder weten, niet beter zien in vroeger tijd ? Hoe moet ik het weer ooit vergeten ? M. Vasalis, uit Parken en Woestijnen. Uitgeverij van Oorschot 1940
Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder, Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder, bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed. Altijd vandaag, zeg ik. Ze glimlacht vaag en zegt: zijn we in Roden of Den Haag ? Wat later: kindje ik word veel te oud. Ik troost haar, dierbare sneeuwwitte astronaut zo ver al van de aarde weggedreven, zo moedig uitgestapt en in de ruimte zwevend zonder bestek en her en der. Zij zoekt - het is een s.o.s. - haar herkomst en haar zijn als kind en niemand niemand, die haar vindt zoals zij was. Haar franse les herhaalt zij: van haar 8e jaar: 'bijou, chou, croup, trou, clou, pou, òu, die eerste juffrouw, weet je wel die valse ouwe mademoiselle hoe heet ze nou. Ik ben zo moe.' Had ik je maar als kind gekend, die nu mijn moeder bent M. Vasalis M. Vasalis heeft drie bundels gepubliceerd: Parken en woestijnen (1940), De vogel Phoenix (1947), Vergezichten en gezichten (1954) en in Tirade enkele ongebundelde gedichten, zoals Een Gedicht. Opgenomen in: De oude kustlijn, Van Oorschot 2002
Herfst Toornige vreugde doet mij rechtop gaan dwars door de herfstige plantsoenen waar in het nat verwilderd gras rillend naast de zwarte plas een troep verregende kalkoenen verworpen, onheilspellend staat. De wind schuift in de glazen wolken lichtende wakken hemel open en wervelt glinsterende kolken omhoog uit gele bladerhopen. Als gevallen englen hokken door geen zon meer te verzoenen in een somber dreigend mokken daar mijn broeders de kalkoenen. M. Vasalis, uit Parken en Woestijnen. Uitgeverij van Oorschot 1940
|