Op een klein stationnetje, 's Morgens in de vroegte, Stonden zeven wagentjes, Netjes op een rij. En het machinistje Draaide aan het wieletje: Hakke, hakke, puf, puf, Weg zijn wij!
Kinderliedjes van vroeger
In de maneschijn, in de maneschijn, Klom ik op het trapje naar het raamkozijn. Maar je waagt het niet, maar je waagt het niet. Zo doet een vogel en zo doet een vis, Zo doet een duizendpoot Die schoenenpoetser is. En dat is één en dat is twee, En dat is dikke, dikke, dikke tante Ké, En dat is recht, En dat is krom, En nu draaien we het wieletje nog eens om, Rom bom!
Schaapje, schaapje, heb je witte wol? Ja baas, ja baas, drie zakken vol. Een voor de meester, een voor z'n vrouw, een voor de kinderen die bibberen van de kou. Schaapje, schaapje, heb je witte wol? Ja baas, ja baas, drie zakken vol!
Al in een groen, groen, groen, groen knollen-knollen-land, Daar zaten twee haasjes heel parmant, En de één die blies de fluite-fluite-fluit En de ander sloeg de trommel. Toen kwam opeens een jager-jager-man En die heeft er een geschoten En dat heeft naar men wel denken denken kan, De ander zeer verdroten
Altijd is Kortjakje ziek, Midden in de week maar 's zondags niet. Zondags gaat zij naar de kerk, Met een boek vol zilverwerk. Altijd is Kortjakje ziek, Midden in de week maar 's zondags niet.
Berend Botje ging uit varen met zijn schepje naar Zuid Laren. De weg was recht, de weg was krom, nooit kwam Berend Botje meer om! Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, waar is Berend Botje gebleven? Hij is niet hier, hij is niet daar, hij is naar Amerika! Amerika! Amerika! Van je driemaal in de rondte, van je hopsasa! Zie ook: Wikipedia over de persoon Berend Botje
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven, heb je wel gehoord van de zevensprong? Ze zeggen dat ik niet dansen kan, ik kan dansen als een edelman. Dat is één. Dat is twee. Dat is drie. Dat is vier. Dat is vijf. Dat is zes. Dat is ze-he-ven.
|
Hop Marjanneke, Stroop in het kanneke, Laat de poppetjes dansen! Eerdaags was de prins in het land En nu die kale Fransen. Hop Marjanneke, Stroop in het kanneke, Hop Marjanneke Jansen! Hij wiegt het kind, hij roert de pap En laat zijn hondje dansen.
'T was nacht, 't was nacht 't was midden in de nacht toen hoorden wij een vreselijke slag het waren zeven vlooien drie witte en vier rooien die rooien waren zeven meter lang ze trokken vaders onderbroekkie an een broek met gouden knopen die gingen ze verkopen aan wie, aan wie, aan wie aan Koning Willem III
Slaap, kindje, slaap, Daar buiten loopt een schaap. Een schaap met witte voetjes, Dat drinkt zijn melk zo zoetjes. Slaap, kindje, slaap, Daar buiten loopt een schaap.
De kop van de kat was jarig En zijn pootjes vierden feest. Het staartje kon niet meedoen Want dat was pas ziek geweest. Het kwam net uit het ziekenhuis En had zo'n pijn in z'n keel En al dat dansen en dat springen Was hem veel te veel.
Er zat een aapje op een stokje achter moeders keukendeur er zat een gaatje in zijn rokje daar stak hij zijn staartje deur
Hij had een ringetje om zijn vingertje en dat ringetje was van goud Alle mensen zullen denken dat dat aapje is getrouwd.
Elsje Fiederelsje, zet je klompjes bij 't vuur. Moeder bakt pannenkoeken, maar het meel is zo duur!
Tingelingelinge pannenkoek, stroop met rozijnen. Tingelingelinge pannenkoek, kom op bezoek!
Groen is gras, groen is gras, onder mijne voeten. 'k Heb verloren m'n beste vriend, 'k zal hem zoeken moeten. Hé daar plaatsgemaakt
voor de jongedame. En de koekoek op het dak, zingt z'n lied op zijn gemak. O mijn lieve Augustijn, deze dame zal het zijn.
|