Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Kerstgedichten
 

Bijna Kerstmis

 

Het stadshart is haast dichtgeslibd.
Wensen drommen op het trottoir
langs etalages stikvol koopbaar.


In geslepen banen sluizen trams
verlangens door, bij vlagen gierend,
bellend. Auto's horten dampend


door het steedse heen, zebra's over
tussen citybags loodzwaar van koopwaar.
Reclames pressen ons de winkels in,
het infarct van kassa's langs.

Muzak spoelt onze oren:
liegt dat vrede enkel en alleen
geboren wordt in overdaad – 

 

© Inge Boulonois,
Haast feestelijk
(2007); Utrecht: Schakel

 
Het Kerstkribje

De vlammen stonden bevend en bedeesd
te branden in de kerstboom, en daaronder
eerbiedig aangetreden om het wonder
de ezel en de os, het brave beest.

En Jozef ook, misschien het allermeest
verwonderd over wat er met en zonder
hem was gebeurd, maar blozender, haast blonder
en blijer dan hij ooit nog was geweest.

Maria in Mariablauw en wit,
de wijzen uit het oosten met geschenken.
zou iemand aan iets lelijks kunnen denken
bij zoveel moois en liefelijks als dit?
Er blonk een ster. Herodes was te vroeg.
Het kindje had nog heel wat voor de boeg.

Kees Stip
Uit: 'Au! De rozen bloeien;
sonnetten van bedreigd geluk',
Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker 1983.

 
Advent

Wie wacht weet nooit waarop
want steeds is alles anders.
Je wou rustige grond zijn
klaar voor de zaaier maar
niemand komt. Die stem ben je zelf
je zingt een oud lied van vrede.

Welke vrede. Je buigt het hoofd
knielt eerlijke woorden fietst
naar huis geen engel te zien.
Prijs dan de uren, als niet de jaren
hangt straks in de kerstboom
een bescheiden bazuin.

Marjoleine de Vos,
uit Zeehond graag
Amsterdam : Van Oorschot 2000

 
Kerstmisdaad, 1960

O wat waren we weer
giftig met geschenken.

Iemand wees wijs naar het oosten.
Iemand vertelde een kerstnachtmerrie.
Iemand had het over
wrede machten op de boze aarde.

En Mozes rijmde met Herodes
en alles kleurde rood
als kerstbloed.

En Rudolf doet
alsof zijn neus bloedt.

Dit alles is nu verleden tijd.

Joris Denoo
uit???

 
Het kindje lag gewikkeld

Het kindje lag gewikkeld in de doeken
Op moeders schoot; het was een armlijk kot:
De koe en ezel stonden achter 't schot.
'Wat die drie koningen in 't huisje zoeken?'
Jozef was graag gevlucht in donkre hoeken.
Hij hield zich stil terzij: hij zat voor zot.
Maar noch gevolg noch vorsten toonden spot:
Geschenken biedend knielden zij, die kloeken.
Rondom de stal was van de rossen 't neien*,
Uit de open hemel zongen englenreien,
't Kindje zat stil en zag en hoorde 't aan.
Maria lachte en vond het heel natuurlijk.
Jozef besloot: het spel was puur figuurlijk.
Slechts koe en ezel hadden 't feest verstaan.

*rossen: paarden
neien: hinniken

Albert Verwey
Uit: Goden en grenzen
Amsterdam: Versluys 1920

 
Toen

Kerstmorgen vroeg... De prille jaren vijftig leden
buiten voelbaar onder de winterkou,
de rode kolenkachel was nog amper lauw,
maar de elektra-kaarsjes in de kerstboom deden

hun best, de kleine jongen wreef zijn handen,
maar bleef zich warmen aan hun zachte stille licht,
zo af en toe kneep hij zijn ogen dicht,
waardoor het nét leek of er echte kaarsjes brandden.

De mooie kaart van oma op het schrijfbureau,
"Gelukkig Kerstfeest" las hij... En dat was ook zo.

Jan Boerstoel
uit: Altijd het niemandsdier,
Bert Bakker, 2001
 
Kerstavond

Dit jaar zet ik eens de herders
vooraan op het namaakmos.
Heb ik achterin meer ruimte
voor de ezel en de os

Op het dak een dik pak watten;
't lijkt wel echte sneeuw, zo mooi.
En al is de ster van piepschuim,
in de kribbe ligt echt hooi

Iedereen zit al aan tafel
maar ik sta nog bij de stal.
Soep wordt koud hoor, Steven. Kom je?
Goed. O.K. Hier ben ik al.

Poes, zegt mam tegen m'n vader,
Poes, zorg jij dan voor de wijn?
Op TV zingt er een koortje:
'die van goeden wille zijn'.

't Gaat al heel vlug over vroeger
Echte winters had je toen!
Lag er sneeuw tot aan je knieën!
Moet er iemand nog kalkoen?

Bij 't dessert zingt tante Vera
oorverdovend 'Stille nacht'
Dit jaar is ze eerder dronken,
eerder dan men had verwacht.

Zeg, je stal is mooi hoor, Steven.
Dat-ie mooi is hoor, je stal.
Vind je? Dankje oma Merksem.
Dat-ie mooi is hoor je stal.

En terwijl oom Luk uitbundig
nog wat schuine grappen spuit,
staart het gipsen kindje-Jezus
wat verwezen voor zich uit.

André Sollie
uit: Zeg maar niks. Gedichten;
uitgeverij Houtekiet '91

Met telefonische gemelde toestemming
van André op 24 december 2006

 
Kerstgenoegens

ik heb de stilte opgegeten
gelijk met de kalkoen
in het klateren van stemmengoud
het kyrie bleef steken

morgen schrijf ik de kaartjes
met een postzegel bij elke naam die
sporen draagt, ik lik ze vast
met zwarte gal, zoals het hoort

buig me dan weer over boeken
en 's nachts de dromen van
gestolde tijd,
het duurt vast niet meer lang

Elvira

 
Kerstnacht

Kerstnacht - het woord is als een lafenis,
een koele sneeuw, glanzend onder het zachte
stralen der sterren - op de landen is
het weerloos stil, een ongerept verwachten.

Kerstnacht - het eenzaam zwerven der gedachten
rondom het oud verhaal, het nimmer uit te spreken
verlangen naar het helder zingen in de nacht en
het opgaan van de ster, een lichtend teken.

Kerstnacht - het sneeuwt op uw geschonden aarde,
dun en verstuivend dekt een huivering
van ijle val, een lichte zuivering
het vragen, dat wij ongestild bewaarden.

Ida Gerhardt
uit: Kosmos
Mees Santpoort 1940