Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
K. Goudeseune
Leestafel heeft toestemming van
Koenraad Goudeseune om zijn gedichten
op de Leestafelsite te plaatsen.

 Zie ook

De contrabas poëtisch dagboek K. Goudeseune

boeken.vpro.nl

www.dbnl.org


 

Zelfportret

Mijn vriendin breit sokken
terwijl ik schilderijen verkoop.
Landschappen gaan van de hand.
En het getik van haar naalden
klinkt in mijn oren als applaus.

Ik ben gek op mijn vriendin
en op wat zij breit.
Terwijl ik schilderijen verkoop,
ook naakten en stillevens.


Maar geen zelfportretten.
Als ik een zelfportret verkopen wil
dan gaat zij onrustig breien
en klinkt haar getik als een geigerteller.


Koenraad Goudeseune
uit: Dichters na mij
Uitgeverij Atlas 2011

 
Blauw

Niemand die mij dwazer maakt dan jij.
Er is door Pope gezegd, een dichter, dat niet alle idioten
dichters zijn, en stel. O stel, dat ik bij dezen allebei ben
of allebei onmogelijk uit elkaar kan houden.

Ook staat er geschreven dat liefde nergens schuilt
ook niet in het bijzondere, ook niet in jouw ogen.
Ik denk veelal verkeerd, maar dit keer juist,
want daarin schuilt de liefde niet. Nee, daar is ze.

Koenraad Goudeseune
uit: Dat zij mij leest,
Atlas 1998

 
Vinger in de pap

Ik vind dat je van een mens moet houden.
Ik heb het gedaan. Vooral van vrouwen.
Er was mijn moeder. Er was een kleuterjuffrouw.
Er was een omroepster die het met een uitgever deed.
Toen wou ik dichter worden.
Mijn hart ruimde plaats. Letterlijk te veel.

Ook de liefde voor mezelf, een mens tenslotte, strandde.
Ik weet nog waar en hoe. Ik was helemaal alleen
toen dat gebeurde en dacht dit overleef ik niet,
maar vergiste me.
Vandaag zit ik die bladzijde moeizaam te verfrommelen,
want hardnekkig is de liefde, vooral die van jou.

Koenraad Goudeseune
uit: Dat zij mij leest,
Atlas, 1998

 
Gent

Vanmiddag zag ik het Lam Gods.
Dat was niet mijn idee, maar dat van regen,
met bakken, en pal daarna weer volop zon.
Als toerist was ik de enige die in de kerker bleef.
Ik keek naar het paneel der musicerende engelen,
maar zag veel meer, evenveel jou tenminste.
Daarna, in een flits van eeuwen,
zag ik ook mezelf, in mijn geheel: van hout, in Gent,
druipend, een stuk ontstolen en nu ook dit.

Ik keek naar wat je zong en hoorde het geneuzel
van een oude vrouw die naast me zat te bidden.
Bij een pilaar waaraan geen beeld meer hing
(alleen dat bleke van een weggenomen lijst)
verbrandde ze een kaars waarvan ze het verlengde was,
het verlangde, zeer van paraffine. Ze brandde nauwelijks
en toch helemaal. Ik kan niet doven, zei ze. Ik mag niet.

De evenaar rond mijn ziel viel als een touw uiteen
en wat mij draaiende hield moest sleuren.
Met stijl probeerde ik de kathedraal te verlaten.
Geen stap was overbodig, alleen maar tevergeefs.
Ik loop zo vaak verloren dat ik het nauwkeurig kan.

Koenraad Goudeseune
uit: Dat zij mij leest,
Atlas 1998