Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Jo Govaerts

“Er zijn weinig zekerheden in de wereld, en zeker in de literatuur, maar dat Jo Govaerts op
dit moment de beste dichteres van haar generatie is, is zo’n zekerheid.”

Herman de Coninck

 

http://www.jogovaerts.be


 

 
Met mijn kwantoorslag...
 

Met mijn kwantorslag
en mijn indwenloopje
kan ik ze wel verslaan.

Ik ben sterker
dan de zwebongbeesten
en niet bang.

Ik ben niet bang.

Jo Govaerts
Uit: Hanne Ton
Kritak 1987


 
Wat doet een meisje


Wat doet een meisje
terwijl haar geliefde matroos
de zeven zeeën bevaart

geen geld geen eten

ze gaat naar de kade
daar
waar het wuivende water het afscheid van
het schip blijft herhalen
waar de wind door haar haren
zijn laatste aai en over haar rug
waar een man op een bankje de
krant leest en niet meer leest en vraagt juffrouw
komt u hier toch even bij me
zitten u hebt zulke droeve u hebt
zulke betoverende zeeblauwe ogen


Jo Govaerts
Uit: Waar je naar zit te kijken
Kritak, 1994

 
Ik zou u veel willen vragen


Ik zou u veel willen vragen,
te beginnen met wat u wel denkt
als u zo naar mij zit te kijken, en wat
als ik u dit vraag, en ook
vijf minuten later, wat u dan denkt,
alweer in gedachten verzonken kijkend
naar mij


of helemaal niet naar mij, naar
iets anders, maar ook dan
zou ik wel willen weten wat u
denkt als u zo zit te kijken
en wat het dan wel is
waar u zo naar zit te kijken.


Jo Govaerts
Uit Waar je naar zit te kijken
(Kritak, 1994)

 
Wij waren zestien


Wij waren zestien jaar en spelden traag Aeneas'
avonturen. Over hoe winden plots opstaken
en schepen uit hun koers raakten,
over velden aan de overkant van een rivier
waar men een levend mens maar zelden toelaat,
over verlaten vrouwen, oorlogen en tweegevechten.


Wij waren zestien jaar en door de vensters
van het hoge klaslokaal scheen zon.
En om vier uur stond aan de schoolpoort
de jongen die gedurfd had je te kussen.
En alles over winden die plots opstaken,
schepen die uit hun koers raakten
werd in een boekentas gestoken weggeschoven
om de armen vrij te hebben en lichthartig
                              om hem heen te slaan.
Wij zouden elkaar nooit verlaten,
wij hadden geen oorlog om naartoe te gaan.


Jo Govaerts
uit: Alpenjaren,
Van Haelewijck, Leuven 1998

 

Waar ik naar verlang vandaag


Waar ik naar verlang vandaag
een frisse zomerjurk te dragen
met blote schouders, een uitgesneden
hals en rug en vooral goed
los om de heupen


waarmee ik dan de tuin in loop
de zon schijnt warm, maar de wind
houdt het draaglijk en brengt
de jurk in beweging en dan


ben jij er natuurlijk ook die
de jurk al even mooi vindt en samen
trekken we hem uit en hangen hem
aan een tak


en liggen te kijken in het gras naar
zo'n frisse zomerjurk in een boom, daar
verlang ik het meest naar vandaag.

Jo Govaerts
uit: 'Waar je naar zit te kijken',
Kritak 1994


 

 

Diegenen met wie ik nooit heb geslapen...

 

Diegenen met wie ik nooit heb geslapen
-ik hield van hen
soms
heel vleselijk.

Te denken aan hun zachte vel
of de tastbaarheid van hun botten,
al was me dat nooit meer
dan in vluchtigheid gegeven.

Maar niet minder concreet,
niet minder aanwezig,
in dromen, gedachten, daden,
in al mijn vezels.

Er waren zeeën tussen ons,
zwaar bewaakte grenzen,
een tafeltje met glazen wijn,
dwaas verstand of een belofte

en een door niets gestelpte begeerte.

Jo Govaerts
Uit Apenjaren
Van Halewyck, 1998


 

 Liefde was een heldere kamer ...

 

Liefde was een heldere kamer
met open vensters en ons
walsend in het rond
zon

was een glazen klokkenspel
wind bracht nieuwe jaargetijden
wij

hielden van elkaar


Jo Govaerts
uit: De twijfelaar
Leuven 1989


 
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen


Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
elk land, elk huis, laat staan dit lijf is mij te eng.
Aan niets, aan niemand kan ik ooit volledig toebehoren
dan aan die onbetrouwbare innerlijke stem.


Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
mijn eigen bouwwerken van het meest flexibel materiaal,
vol gaten, voor wie geen grenzen kan stellen aan zijn dromen,
vol nestelplaatsen in het eigenwijs gekronkel van een taal.


Soms vrees ik dat voor mij de tijd al is gekomen
waarin mij elke kracht ontbreekt
om van de barre steden waar ik ben nog weg te dromen,
maar dan is daar toch weer die stem die in mij spreekt
en mij terug tot mijzelf doet komen,
d.w.z. die mij openbreekt.


Jo Govaerts
Uit Apenjaren
Van Halewyck, 1998

 

Als ik tenslotte oud zal zijn...


Als ik tenslotte oud zal zijn
en na een zoveelste kale reis strand
in mijn laatste onhuis
zal het jouw gezicht zijn, ongelezen,
dat ik uit verre dagen aanhaal.


Geloof me of niet dat het liefde is
jou mijn zwerven om je heen te besparen
en het hoogste, straffend geluk voor mij
als je je dan warmend in honkvaster gezelschap
nog eens schamper aan me denkt:


'In gedichten probeerde ze nog
iets van de liefde te bestendigen,
ja, in gedichten probeerde ze dat nog wel.'


Jo Govaerts
uit: Waar je zit naar te kijken,
Kritak, 1994


 

 


Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER