Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Hubert van Herreweghen
Hubert van Herreweghen

Hubert van Herreweghen werd geboren op
16 februari 1920 in Pamel-Roosdaal.
Hij werkte eerst in de administratie, daarna in de
journalistiek en later werd hij een van de
pioniers van de Vlaamse Televisie.
In 1943 debuteerde hij met de dichtbundel
Het jaar der gedachten maar werd meer bekend
door zijn bundels Gedichten II (1958) en Gedichten III (1961).
De ondergrond van zijn poëzie is telkens
herinneringen uit de kindertijd, alledaagse ervaringen,
de nauwkeurige observatie van de natuur,
de relatie tussen man en vrouw.

Leestafel heeft toestemming van
Hubert van Herreweghen om zijn gedichten
op de Leestafelsite te plaatsen.

 
Moeder, waar zijt gij? Gij hadt....

Moeder, waar zijt gij? Gij hadt
altijd antwoord op mijn vragen,
gij wist waarom dit en dat,

waarom als wij samenlagen
in bed en naar boven zagen,
de kabouter vleugels had.

Waarom winter, waarom zomer,
waarom honger, waarom kou,
waarom appelen op de bomen

en de kinderen waarvandaan
schreiend zij op de aarde komen.
Ik heb het nooit goed verstaan.

Maar nu moet gij mij vertellen,
sprookjesmoeder, lieve vrouw,
kittelend mijn orelellen,

waar die kindren henengaan.

Hubert van Herreweghen
Uit: Gedichten II: Brieven uit Portugal.
Brussel: Meddens 1958

 
Tranen

De tranen die de moeders schreien
als noodlots onweer loeit,
daarvan groenen de weien
waarop hun nakroost stoeit.

Op dat gras, met zout gedrenkt,
grazen de beste schapen.
Meisjes en knapen,
gedenkt.

Hubert van Herreweghen
uit: Gedichten 69,
een keuze uit de tijdschriften,
Jos de Haes & Hubert van Herreweghen,
Davidsfonds 1969

 
I

Ik zeg de dingen die ik zag.
Waarheid alleen is mijn bejag.
't Leed duurde langer dan de lach.
De mens wil meer dan hij vermag.

II

Waarheid alleen is mijn bejag.
Rijk man betaalde nooit 't gelag.
Het onrecht op de plaats waarach-
tig van 't gerecht, was wat ik zag.

Hubert van Herreweghen
Uit: Een lamentatie van de melaatse koning
Uitgeverij P 2006

 
Visioen

Een jongen zit op een steen,
een jongen van negen jaar,
een jongen met donker haar,
de kin op de vuist, alleen,

zodat gij gaan denken zoudt
dat hij daar in marmer zit,
de zuidkant van de zon is wit,
de noordkant bemost en koud.

Maar het lichaam, wat gij ziet,
van zijn schoonheid onbewust,
volmaakt verzonken in rust,
is bedrog, het is er niet

vóór de ziel weerkeren zal,
die ziel in een visioen
wat een jongen hier komt doen
op de aarde en in het heelal.

Een jongen zit op een steen,
een jongen van negen jaar,
een jongen met donker haar
blind uitstarend vóór zich heen.

Hubert van Herreweghen,
uit: Verzamelde gedichten,
Lannoo, Tielt, 1986

 
Zurkel

Een blaadje zurkel op de mond,
een beven in mijn keel,
geheim, gezouten, zoet, gezond
en dan schudt af de dag geheel
zijn sleeuwte, roest en zurigheid,
zijn geelte en zijn gedurigheid
en 't ritselt in mijn kieuwen.

O vroeger moest 't een bos, een boom,
nu mag 't een takje wezen,
een blaadje, dat mij zijn aroom
geeft om mij te genezen.

Een tand erin, een tong eraan
en vijftig jaar vernieuwen.

Tot in mijn moeder heb ik dit verstaan.

Hubert van Herreweghen
Uit: Gedichten V - Brak,
opgenomen in Verzamelde gedichten /
Nijmegen: Gottmer 1997

Bewust gebruikt de dichter hier gewesttaal,
aansluitend bij de gewone plattelandsmens:
zurkel = zuring
sleeuwte = loomheid, stroefheid
kieuwen = kaaksbeen.
Zie ook: Woorden om wakker te lezen,
Rudolf van de Perre, Davidsfonds, 1992

 
Tak

Even, even tijdens het leven
word ik een ander ding gewaar,
een trilling van licht, om het even,
twee dingen gevoelen elkaar;
zoals engelen vroeger verschenen
verschijnt mij een kind of een tak,
een grashalm kan mij doen wenen,
zo oud werd ik, zo zwak.
Daar blinkt iets, ik loop er neven
zoals het rond mij *schaverdijnt,
maar de nacht heeft het uitgewreven.
Wij zien maar iets als 't verdwijnt.
Zoals engelen vroeger verschenen
verschijnt mij een berm of een beek.
En een kind. Het is al verdwenen.
Zo oud werd ik, zo week.
Binnenkort ben ik uitgewreven,
een heilicht, een misverstand.
Maar even, nog tijdens het leven,
met oog, huid, oor, hand,
voel ik een ander ding beven
boven en naast mijn verstand.
In water, in licht, in zand,
staan hiëroglyfen geschreven.
In vriendschap daarmee wil ik leven
en geloven in het verband.

*schaverdijnen: Zuidnederlands = schaatsen
Hubert van Herreweghen
uit: Gedichten 66, een keuze uit de tijdschriften,
Jos de Haes en Hubert van Herreweghen,
Davidsfonds 1967

 
Er is een hemel...

Er is een hemel en een hel,
de rolkans van een teerlingsmete.*
Ik die mijn leven heb gemeten,
zijn diepte hoogte lengte breedte,
zijn zorg, zijn dagelijks gekwel,
niets weet ik dan wat ik geweten
altijd en 'k weet het al te wel:
er is een hemel en een hel,
de rolkans van een teerlingsmete.
Al kan ik het een uur vergeten
bij haar zachte lijf, bij wijn en spel,
in Brabant in een bos gezeten,
hij die ik voed onder mijn vel
met adem, gulzige drank en eten,
de dood, zijn etter in 't gezwel,
krijzelt en maant: niets is van tel
dan wat gij altijd hebt geweten:
er is een hemel en een hel,
de rolkans van een teerlingsmete.

*teerlingsmete = een worp met een dobbelsteen

Hubert van Herreweghen
uit: Gedichten IV.
Hasselt: Heideland 1967