boven de lege straten, smalle schachten
waar in een onverbiddelijk gericht
de zomer langzaam voor het najaar zwicht,
terwijl de huizen op het einde wachten.
Tegen de morgen is de strijd beslecht.
Een vage geur van heimelijk bederven
heeft aan de moede wind zich vastgehecht.
Tussen een handvol dunne zonnescherven
heeft zich de zomer moeizaam neergelegd
om eenzaam en onopgemerkt te sterven.
Hanny Michaelis
uit 'Verzamelde gedichten'
Van Oorschot 2006
kwistig wordt leven zelden rondgestrooid.
Hoe tomeloze drift onder zolen kraakt
en knapt. Al die geduldig opgeblonken
minuskule houten kistjes met binnenin
rantsoen voor onderweg en na miljoenen
jaren koppig deze zelfde boodschap die
aan aarde wordt bezorgd: het feilloze
plan voor het bouwen van een rode beuk.
Marc Tritsmans
uit: De Vlaamse Gids 1996/4
Zwaai-stil staan grauwe bomen in het grijs,
de goede sidder-bomen, ritsel-wenend;
- en 't is de wind, en 't is een lamme wijs
van kreun-gezang in snakke tonen stenend...
- Nu moest me komen de oude drentel-tred,
nu moest me 't oude vreê-beeldje gaan komen,
mijn grijs goed troost-moedertje om 't diepe bed
waar zich de warme koorts een licht dierf dromen,
en 't wegend wee in lede tranen berst...
... 't Is triestig dat mijn droefheid tháns moet komen,
en lomen in 't atone van de bomen;
- 't Is triestig dat het regent in den herfst...
Karel van de Woestijne
uit: Werken
van Dishoeck, Bussum 1928
Het regent gulzig en de bieten glanzen.
De akkers verteren hun moederkoek
en stijf in de wolken nadert de winter.
Morgen koop ik zeven kannen olie
en een nieuwe bril om in het boek te lezen.
Deze winter ga ik nog niet dood.
Paul Snoek
uit: Gedichten 1954-1968.
Brussel: Manteau
Ida Gerhardt,
uit zeven maal om de aarde te gaan,
Athenaeum-Polak & Van Gennep,
Amsterdam 2001
Jacob Israël de Haan
uit: Kwatrijnen,
Amsterdam: Van Kampen 1924
Maria Vasalis,
uit Parken en Woestijnen.
Uitgeverij van Oorschot 1940
© Toon Tellegen
uit Gedichten 1977-1999
O pijnlijk is het, onverdraaglijk,
het weinig zichtbare verschil dat soms bestaat
tussen de dierbaarste momenten en de desolaatste.
Elly de Waard
Uit: Afstand
Amsterdam: De Harmonie, 1978
Hans Andreus,
uit: Groen land
Amsterdam: uitg. Holland.
(De windroos, nr. 60).1961
Als een wit laken
Hydrangea’s, dun als vliegerpapier
ritselen zacht in de avondbries.
Langs de vijver wegkwijnende Hosta’s,
Door bleek maanlicht beschenen
een enkele Rudbeckia Fulgida
en een wilde Aquilegia Vulgaris.
Zelfs de Delphinium Grandiflora
kleurt nog eenmaal op.
Ik kijk naar mijn adem
die wolkjes vormt
langs vervagende borders.
De Oenothera Graeca
gaat als een nachtkaars uit.
Rim Sartori
Herfst
Geknakte rietstengels langs
de modderige sloot.
Een lichte nevel
klam en vochtig.
Glijvlucht over
glibberige grond
door geelgroene
bruine bladmoes.
Overal geflierefluit van jewelst
Grauwe ganzen gakken.
Klapwiekende dansers
in V – formatie,
vliegen allen zuidwaarts
naar de horizon.
Een achtergebleven lijster
hangt dood in een struik,
een buizerd loert ernaar
op zijn veel te dunne tak.
Rim Sartori
Dat het zonlicht zoo voorzichtig
Door de ijlheid straalt van 't lof,
En het groene blad doorzichtig
En veel eed'ler maakt van stof,
Dat het windje in de twijgen
Zoo behoedzaam gaat te werk
En aleen wat blaadjes zijgen
Doet op 't pad en 't bloemenperk,
Zonder 't wazig diep te raken
Waar de groene schemer blauwt,
Of den goudglans schuw te maken
In het ijlbebladerd hout,
Of te roeren aan den vijver,
Waar zeer statiglijk en traag
Twee voorname zwanen drijven
Met hun spiegelbeeld omlaag,
En wat late najaarsrozen,
Als bewasemend amethyst,
Al den weemoed van hun broze
Schoonheid heffen in den mist.
Jacqueline E. van der Waals
uit: Laatste verzen 1923