Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
gedichten over het KIND


Schilderij getiteld GiriAsih
door Antonetta Eilers http://www.antonetterette.nl

 
Vertrek van dochters

Ze moesten inderdaad gaan, ik had het gezien
aan hun gezichten die langzaam veranderden
van die van kinderen in die van vrienden,
van die van vroeger in die van nu.

En gevoeld en geroken als ze me kusten,
een huid en een haar die niet meer voor mij
waren bedoeld, niet zoals vroeger,
toen we de tijd nog hadden.

Er was in ons huis een wereld van verlangen,
geluk, pijn en verdriet gegroeid, in hun
kamers waarin ze verzamelden wat ze mee
zouden nemen, hun herinneringen.

Nu ze weg zijn kijk ik uit hun ramen en zie
precies datzelfde uitzicht, precies die
zelfde wereld van twintig jaar her,
toen ik hier kwam wonen.

Rutger Kopland
uit: Dit Uitzicht 1982

 
Er geuren aldoor

Er geuren aldoor kinderen in mijn hoofd
en uit mijn ogen vol met kinderogen
ontspringt een bloesemtwijg
lijnen kunnen zo vloeiend zijn
toch is de avond zwaar
zwangere vrouwen droegen ook vandaag hun last
de lippen van de minnaars bloeden
en de eenzamen hebben weer verloren
ik zou willen een poppenkast zijn
de kinderen met lappenpoppen laten spelen
in mijn huis
ze zouden haha zeggen
en de wolf zou verliezen
we zouden weer in fantasie geloven

Cathy Mara
uit: Gedichten van vroeger, 1986

Tiba.

 
Zomeravond

(Naar het Portugees)

Kindje, slaap maar, kindje,
't was ook zo warm deze dag.
In de schemer
zit nu een kleine egel
met zijn mooie stekels
eenzaam in het gras.

Het gras wacht op regen.
Geen takje beweegt er.
Luister naar de merel,
hoog op ons dak.

Avond vol verlangen.
De maan maakt zich klaar voor de nacht.
In de avondschemer
komt strakjes onze egel
nog een egel tegen,
liefkoost haar vacht.

Van ver wordt de merel
antwoord gegeven.
Morgen komt de regen
waar het gras op wacht.

Kindje, slaap maar, kindje,
in de avondschemer.
Hebt al slaap gekregen.
Slaap maar mijn schat.

Willem Wilmink
uit 'Verzamelde gedichten'
Bert Bakker Amsterdam 1986

 
Aan tafel

Mam geeft mij een mep omdat mijn
kleine broertje te ver weg zit.
Hij kwam weer te laat voor het eten,
maar bracht wel zelfgeplukt onkruid
mee voor in een vaas. Zo'n joch

van zes, dat al precies weet hoe
een moeder moet. Hij, het mooiste
zoontje, zit tegenover haar; ze wil
hem in haar ogen - de lelijke zoon
moet in de buurt van haar handen.

Mijn zusje heeft daarvan geen last.
Zij pikt een worteltje alvast.

Ted van Lieshout
Uit: Och, ik elleboog me er wel doorheen,
Leopold 1988