Zowat driehonderd mannen zitten in een kring.
Het is ijskoud en ze zijn naakt.
Ze beschermen hun blote vrouwen en kinderen
tegen de scherpe zuidpoolwind.
Soms mag een oudere man de kring verlaten
om wat warmte op te doen tussen de vrouwen.
Vaak krijgt hij dan een stukje rauwe vis.
Daarna neemt hij opnieuw zijn plaats in,
want bij de mensen blijven mannen altijd mannen.
Ik kan voor het grootste deel akkoord gaan met de analyse die je maakt, Cid.
Inderdaad een absurde situatie waarin de mensen en dieren elkaars rol vervullen. Doet me erg denken aan de film, de planet of the apes, waar de apen op mensen jagen.
In de eerste strofe zitten de mensen in een kring, vrouwen en kinderen, de zwaksten dus, in het midden.
Ik heb die nu al een paar maal herlezen en zit zo'n beetje te prakkizeren over wat hij nu juist bekritiseert en benadrukt in de rol die de vrouwen/mannen spelen.
Ik denk dat hij het wil voorstellen zoals het er bij een aantal diersoorten aan toegaat: ze beschermen de fysiek zwaksten (olifanten bv).
Bij heel wat diersoorten is er ook een duidelijke hiërarchie, en vermoedelijk bedoelt hij ook dat met de sterkere "mannetjes" die in de buitenste kring zitten.
Hoofddoel is dus volgens mij in de regels 1 tot en met 7 de mensen voor te stellen in eensituatie die volledig gelijk is aan de dieren.
Dat het feit dat de oude man een stukje vis krijgt zou doelen op "de vrouw aan de haard die zorgt voor voedsel" zou ik er niet durven uit afleiden. Ik zie het eerder als een beschermen van de zwakke oude man, in dezelfde interpretatie dat sommige diersoorten de zwaksten beschermen en ervoor zorgen.
In regel 8-9 valt hij een beetje uit de rol van de volledige gelijkstelling met dieren en bekritiseert de rol van mensen in de "echte mensenwereld"
Mannen blijven daar altijd mannen, dwz ze moeten blijvend stoer doen, en zelfs een zwakke oude man wil dat imago bewaren. Heeft ook te maken met status en positie.
De derde strofe en de godsgezant.
Ik weet niet of je zover mag gaan dat je daarin een kritiek op de kolonisatie mag zien.
Ik zie het eerder als een kritiek op de humanitaire hulp die men levert en voel meer voor de interpretatie van Bernadet.
Dat is slechts een druppel, de echte noden worden daarmee niet gelenigd, de enorme problemen worden niet aan de wortel aangepakt, maar men vindt zichzelf wel "goed" en dat krijgt de nodige media-aandacht.
De zakken zijn helgekleurd, duidt misschien op de vrolijke boodschap "kijk, we brengen jullie hulp", maar misschien waren die soms echt helgekleurd om ze makkelijker te vinden en heeft P. Snoek daarvan beelden gezien?
De laatste strofe: de zeehond die de mens doodt.
Kritiek natuurlijk op de jacht op zeehonden, en op dieren in het algemeen.
Op de wreedheid van de mens dus. Dat de mens ook wreed is voor andere mensen kun je er volgens mij niet rechtstreeks uit afleiden.
De mooiste man wordt gedood... wijst denk ik op het absurde wat zich bij de jacht voordoet: mensen willen het mooiste exemplaar als jachttrofee bemachtigen om ermee te pronken of er geld uit te slaan (de mooiste olifant, de mooiste berggorilla, zie ook de film "gorilla's in de mist").
In heel dit gedicht houdt Paul Snoek de mens een spiegel voor (door de rollen om te draaien) en kunnen we zien hoe dom, belachelijk en wreed een mens (hier de zeehond) kan handelen.
Dit kon ik er momenteel uithalen.
Tiba.