Wilhelm Godschalk van Focquenbroch (1640-1670) (ja)

van Jan Eijkelboom t/m Luuk Gruwez
Dettie
Berichten: 10702
Lid geworden op: Do Jan 15, 2009 00:00
Contact:

Wilhelm Godschalk van Focquenbroch (1640-1670) (ja)

Berichtdoor Dettie » Do Feb 12, 2009 12:31

Omdat Wilhelm Godschalk van Focquenbroch al meer dan 70 jaar geleden overleden is, zijn zijn gedichten vrij van copyright. Er mogen dus meer gedichten geplaatst worden.

Dettie

Dettie
Berichten: 10702
Lid geworden op: Do Jan 15, 2009 00:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » Do Feb 12, 2009 12:31

Geplaatst: 08 jan 2007 08:58 am


Aan Klorimene

Toen u myn zuchten steets myn liefde kwamen melden,
Die ik herkomstig zwoer uit uw volmaakt gezicht;
Toen ik geen godheid had dan u en 't minnewicht,
Die ik tot Afgoôn van myn ziel en zinnen stelde.

Toen ik in proos, en vaars uw groote glans vertelde,
Die ik veel schoonder vond dan 't hemels zonnelicht.
Toen my de weêdom van een doodelijke schicht,
Gelyk gy denken moogt, met duizent pynen kwelde.

Ja, toen myn tranen, als getuigen van myn smart,
Verzelschapt met een tal van zuchten uit myn hart,
U scheenen 't aldermeest myn liefde uit te leggen.

Toen deed ik, Klorimeen, al eveneens als nu,
Dat is (om u in 't eind de waarheid op te zeggen)
Ik lagchte in myn geest, en schoor de gek met u.


Wilhelm Godschalk van Focquenbroch (1640-1670)

Meer informatie over Wilhelm http://www.dbnl.nl/auteurs/auteur.php?id=focq001

Dettie

Lezer100
Berichten: 154
Lid geworden op: Do Aug 05, 2010 10:35
Locatie: Vlaanderen
Contact:

Berichtdoor Lezer100 » Di Aug 31, 2010 20:32

Wyl ick dus sit, en smoock een pijpjen aen de haert,
Met een bedrukt gelaet, de ogen na de aerd
d’Een elleboogh onder ‘t Hooft, zoekt mijn gedacht’ de reden
Waerom ‘t geval mij plaeght met so veel straffigheden?

(Uit het gedicht "Spes mea fumus est" - "Rook is mijn hoop")
Laatst gewijzigd door Lezer100 op Vr Sep 03, 2010 11:17, 1 keer totaal gewijzigd.

Lezer100
Berichten: 154
Lid geworden op: Do Aug 05, 2010 10:35
Locatie: Vlaanderen
Contact:

Berichtdoor Lezer100 » Di Aug 31, 2010 20:34

Den Munsterschen trommelslag op den Hollandschen toon

Den Hollandtschen Viskop
Wilt tegen den Bisschop
Schuymbecken en rasen,
En tieren en blasen,
En knorren, en morren,
En kijven, en snorren,
En kauten, en praten,
Dat hy met Soldaten
Te voet en te peerde.
Te vyer en te sweerde,
De Geusen wilt dwingen,
Om reek'ningh te bringen,
Om dat se voor desen
In 't landt zijn gewesen,
En Kerken, en Dorpen
Te grond' afgeworpen,
Gehagelt, gedondert,
Geftolen, geplondert,
Met moorden en stroopen
Het Landt afgeloopen;
Met voeten, en handen
Van Boeren te branden;
De Cloosters geschonden
Als woedende honden?
En Kelck, en Cibooren
In d'asschen doen smooren
Als grimmende Urcken (1).
Dat noyt noch een Turcken
In Christene Landen
En deden die schanden:
De Hemelsche Spijse,
Op Kettersche Wijse
Getreden met voeten,
Ghy sult dat nu boeten!
Ghy sull'et ontgellen
Ghy boose Gesellen!
Dat stinckende Vissop
Seght tegen den Bischop:
Gaet leest u Getijen.
Gaet Vormen, en wijen.
Verkeert uwen Deggen
In Cruycen, en Vleggen.
Maer wacht u, maer wacht u!
Hy is op de jacht nu,
Hy sal u wel krijgen,
En stille doen swijgen:
U seer vremde treken
Sal hy nu wel wreken.
Hy sal u wel leeren
U leven verkeeren!
Dat spijt uwe neusen
Ghy duyvelsche Geusen,
Ghy pestige Ketters ,
Ghy Beelden verpletters
Ghy Branders, ghy Stoockers,
Ghy Nickers , Ghy Roockers
Ghy Roovers, ghy Branders,
Ghy boose Aenranders,
Ghy grijpende Poeffers,
Ghy stinckende Stoeffers
Gly dwalende Gecken,
Ghy gierige Vrecken,
Ghy bloedige Tijgers,
Ghy Waerheyt-verswijgers,
Ghy Sacken vol leugens.
Ghy valsche Geteugens
Ghy boose Rebellen,
Ghy Sathans Gesellen,
Ghy boosheydt Betrachters,
Ghy Princen Verachters,
Ghy valsche Rabauwen
Gby grijpende Clauwen,
Ghy onheyl-Beramers,
Ghy rechte Belhamers,
Ghy Roepers ghy Tierders
Ghy Kercken Schoffierders,
Ghy Roovers, ghy Capers,
Ghy Priesters-betrapers,
Ghy Geessel der Landen
Vol-on-eer, en schanden,
Ghy Fielen, ghy Schelmen
Nu moet ghy bedwelmen.
Men sal dat niet lijden,
Men sal u kastijden,
Al roept ghy genade,
Ghy komt nu te spade:
U klagen en, en kermen
Verdient geen ontfermen,
Ghy sull'et betalen
Dat: sonder te faelen;
U moorden, u hangen,
U pramen, u prangen,
U worgen,u kelen,
U rooven u steelen,
U slaen en u moorden,
U binden met koorden,
U ketens, en boeyen,
Dat sal u vermoeyen,
U picken, u stroopen,
Seer dier sult bekoopen.
Men sal u wel hebben,
En krijgen in't webben,
Wy houden goey teeckeningh,
Sa doet ons eens reeck'ningh,
Brenght over u boecken
Men salse doorsoecken,
Wy sullen't wel maken,
Naer uyt-wijs der saken:
Of doet u verschooningh
Aen uwen Heer Coningh.
Roept: Lacen, och armen,
Wilt onser ontfermen.
UYT.



[i]

(1)Urck : voor het eerst vermeld in een oorkonde van keizer Otto I - gesitueerd waar zich nu Flevoland bevindt. Scheldnaam voor Friezen ?
Laatst gewijzigd door Lezer100 op Ma Sep 06, 2010 11:34, 1 keer totaal gewijzigd.

Dettie
Berichten: 10702
Lid geworden op: Do Jan 15, 2009 00:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » Vr Sep 03, 2010 08:43

Wat vind jij van deze gedichten Lezer100? Spreken ze je aan?
En zo ja waarom spreken ze je aan?

Ik vind het een beetje een mengeling van gedichten van Drs P. en Driek van Wissen maar dan in het Oud-Nederlands.

Dettie

Lezer100
Berichten: 154
Lid geworden op: Do Aug 05, 2010 10:35
Locatie: Vlaanderen
Contact:

Berichtdoor Lezer100 » Vr Sep 03, 2010 11:47

Dettie schreef:Wat vind jij van deze gedichten Lezer100? Spreken ze je aan?
En zo ja waarom spreken ze je aan?

Ik vind het een beetje een mengeling van gedichten van Drs P. en Driek van Wissen maar dan in het Oud-Nederlands.

Dettie


Nederlands Gouden Eeuw wordt ons, zelfs aan de universiteit, uitvoerig gebracht, Dettie, maar dan vooral met aandacht voor Hooft, Vondel, Bredero, Cats, ..., terwijl er toch ook nog een aantal andere pareltjes zijn, zoals deze teksten van W.G. van Focquenbroch. OK, hem was geen lang leven beschoren, zijn literaire productie was misschien niet zo uitgebreid, en hij is nogal ongelukkig aan zijn einde gekomen in de koloniën.

Wat mij in zijn teksten aanspreekt, is zijn melancholische, parodiërende, en/of (zelf)spottende,satirische manier van schrijven. Dit komt alvast in de reeds geciteerde werken tot uiting. Zo komt het sonnet, opgedragen aan Klorimene, heel duidelijk als parodie op het klassieke sonnet (bijvoorbeeld die van Petrarca) gelezen worden. Het gedicht "Rook is mijn hoop" is duidelijke zelfspot. En in "Den Munsterschen trommelslag" spot W.G. duidelijk met de bisschop (en dit in de vorm van een litanie). Ik moet nog wel een paar woorden nakijken, en ook uit de link 'viskop' 'vissop' en 'biskop' ben ik nog niet helemaal uit. Daar kom ik nog op terug.

Misschien moeten we er eens een paar gedichten van Drs P. en Driek van Wissen naast leggen.

Lezer100

Dettie
Berichten: 10702
Lid geworden op: Do Jan 15, 2009 00:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » Vr Sep 03, 2010 16:13

Een Hollandschen vuystslag, op een Brabantsche Koon: In 1665 viel de bisschop van Munster de Republiek Holland binnen. Ter gelegenheid hiervan verscheen het pamflet ‘Den Munsterschen trommel­slagh, op den Hollandschen toon,’ waarin wordt gesteld dat de Hollandse ketters nu eens flink aangepakt moeten en zullen worden. Hierop reageerde Focquenbroch met ‘Een Hollandsche vuyst­slagh, op een Brabandsche koon.’ Vergelijk:

Een Hollandschen vuystslag op een Brabantschen koon

Een Antwerpsche Mis-pop,
Een Swijn van den Bisschop
(Om Ravens te aesen,)
Derft hier komen raesen,
En gnurcken, en knorren,
En schelden, en morren,
En kijven, en kauten,
Met Rijmen vol fauten:
En maeckt sleghs wat veersen;
Voor Hollandtsche Neersen.
En leyt hier te singen
Van Geusen te dwingen,
Alsof meester Barendt,
Die Roovenden Arent,
Sijn grijpende pooten
In Steeden, en Slooten
Soo licht'lijck sou krijgen,
Als hy ons kan drijgen.
Neen Antwerpsche Trommel!
Al waer jy de Drommel,
En Barendt sijn Besje,
Soo sult ghy het Nesje
Van Hollandt niet stooren.
Schijt al uw Cibooren,
Daer Priesters, en Papen,
Meê speelen als Apen.
Men sal in uw Kelcken
De Swijnen noch melcken,
Wanneer ons uw landen,
Weer komen in handen.
Dan sal men u wijsen,
Wat Hemelsche spijsen
Dat Papen, en Fielen,
Soo Godloos vernielen;
Wijl sy die door 't backhuys
Sleghs senden na't kackhuys.
Als zijnd' een godtloosheyt,
Vol duyvelsche boosheyt,
Die sellefs een Heyen
Son moeten beschreyen,
En die dese blinden
Noch Christelick vinden.
Maer seght eens, ghy Uylen!
(Wiens jancken en huylen
Voor Beelden, en Poppen
Wiens suchten, en kloppen,
0p Wambais, en knoopen,
Wiens rennen, en loopen
Om Jacob sijn schelpen,
Al soo veel kan helpen,
Als of ghy de sticken
Eens vaet-doecks gingt licken)
Wat komt u doch over?
Dus langer hoe groover,
Op Hollandt te schelden?
Met vloecken, en rasen,
Ons hier te verbasen?
Ba neen doch; wy schijten
Eens in uw verwijten;
Want 't kan ons niet deeren,
Aen rock of aen kleeren.
Of ghy ons voor Ketters
Voor Beelden-verpletters
Voor Branders, voor Stoockers,
Voor Nickers , voor Roockers,
Voor Roovers , en Branders.
Komt schelden, of anders,
Ghy mooght sen die gecken
Der maersen eens lecken.
Gaet bruyt metje Trommel,
Vol Antwerps gerommel,
Indien ghy wilt kijven,
By Lepel-straets-wijven,
Waer dat ghy by Bayken,
By Jenne, of Mayken,
(Daer ghy by verkeert hebt)
Dat deuntje geleert hebt.
Het schijnt dat uw Keel is,
Als die van Broer Kneelis;
Die nimmer de Staten
Met vreede kon laten,
En altijt met schande
De Princen aenrande,
Die was in die tyen
Wel fix op't kastyen,
Op nonnen, en Queesels,
Dat lappen, en veesels,
Haer 't Aersgat afhingen:
Maer wilt ghy die dingen,
Van Barendtjes weegen,
Op ons hier doen plegen,
Soo maeck j'een collatie
(Behouwens uw gratie)
Wiens droevige botheyt
Wel toon, dat ghy sot zijt.
Want Fijn Man! al willen
De Nonnen haer billen
Dat quisplen, en streelen
Der Papen wel veelen,
Soo weet ghy wel beter,
Dat ons soo de veeter,
Door schelden, en drijgen,
Niet los is te krijgen:
Oock moocht ghy wel weeten,
Dat Hollandtsche scheeten
Uyt 't Aers-gat der Geusen,
Met Brabandtsche Neusen
Soo slecht accordeeren,
Dat ick wel derf sweeren,
Dat ghy haer uw klouwen,
Van 't gat wel sult houwen.
Des komt geen genade
Ons thans noch te stade;
Gelijck sy nae desen
Aen u wel sal wesen;
Wanneer men eer lange
U light sal sien hangen.
Wel houd dan goe teeck'ningh,
En schrijft vry die reeck'ningh
In't bladt van je balge,
En hanght 't aen de galge.
En laet in die boecken
De duyvel dan soecken
Wat quaets gh' in uw leven
Daer in hebt geschreven;
Soo sult gh' uw papieren,
Gedoemt sien ten viere,
En ghy aen den Koningh
Van Heyntje-mans wooningh
Langh roepen; Och armen!
Wild onser ontfarmen.

U Y T.

zie ook

http://focquenbroch.apud.net/vuystslag.htm

http://www.collegenet.nl/index_mainfram ... %26site%3D

http://focquenbroch.apud.net/biofok.php

http://www.liederenbank.nl/liedpresenta ... 410&lan=en

Dettie

Lezer100
Berichten: 154
Lid geworden op: Do Aug 05, 2010 10:35
Locatie: Vlaanderen
Contact:

Berichtdoor Lezer100 » Di Sep 07, 2010 12:31

Gerrit Komrij nam ook een aantal van zijn gedichten op in "Duizend en enige gedichten 17e - 18e eeuw". Een dezer volgen er nog wel een paar. Ga ook eens nakijken of er nog ergens uitgaven van zijn werken te vinden zijn.

Lezer100

Dettie
Berichten: 10702
Lid geworden op: Do Jan 15, 2009 00:00
Contact:

Berichtdoor Dettie » Di Sep 07, 2010 12:35

Een Hollandschen vuystslag, op een Brabantsche Koon: In 1665 viel de bisschop van Munster de Republiek Holland binnen. Ter gelegenheid hiervan verscheen het pamflet ‘Den Munsterschen trommel­slagh, op den Hollandschen toon,’ waarin wordt gesteld dat de Hollandse ketters nu eens flink aangepakt moeten en zullen worden. Hierop reageerde Focquenbroch met ‘Een Hollandsche vuyst­slagh, op een Brabandsche koon.’


Is het pamflet wat jij plaatste ook van Focquenbroch Lezer100?

Ik begin te twijfelen door bovenstaande tekst.

Dettie


Terug naar “Gedichten E-F-G”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 0 gasten