Eva Cox (ja)
Bijna voor 100% met je eens, Mira.
Maar het niet opgesloten willen zitten, het zich eruit hakken, zie ik als een vorm van hoop en optimisme. De pessimist zal waarschijnlijk apatisch in zijn stenen bel blijven zitten. Wat dat dromen betreft heb je gelijk. Al vond ik het een mooi beeld, de over dode bladeren dromende pad. Daar vind ik ze meestal ook tussen in mijn tuin.
Pieter
Maar het niet opgesloten willen zitten, het zich eruit hakken, zie ik als een vorm van hoop en optimisme. De pessimist zal waarschijnlijk apatisch in zijn stenen bel blijven zitten. Wat dat dromen betreft heb je gelijk. Al vond ik het een mooi beeld, de over dode bladeren dromende pad. Daar vind ik ze meestal ook tussen in mijn tuin.
Pieter
mira schreef:Zie je het dit gedicht dan ook als een worsteling van de dichteres als dichteres, Pieter, een worsteling met taal, woord....vergelijk met het gedicht 'Vannacht', of moeten we dit veel algemener zien?
mira
Helaas, dat weet ik niet, MIra. Maar dat een scheppende geest bij gebrek aan inspiratie dit soort gedachten krijgt, en die dan alert voor nieuwe inspiratie gebruikt lijkt me heel aannemelijk. Maar jij schreef zelf al dat Cox' poëzie vaak somber is. Dus dit gedicht kan ook uit haar "grondgevoel" voortkomen. Morgen plaats ik een heel somber gedicht van haar.
Hg. Pieter
Daewoo Plasma
Mijn Daewoo beproefde bij nacht mijn bloed
een kop op tv, de kop van een mens,
het is niets. En lippen en ogen zijn niets
dan een schaduw van uren; nee al wat men doet,
het is niets: het vlees dat men toont, het bloed
dat men spuwt, het is niets. Ik verfoei ook de geest!
Want de ziel die men geeft, het visioen dat men spreekt,
het is niets. En zo al wat men voelt, wat men doet,
het is niets. Het is minder dan sneeuwen en ruis.
En aan een mond die beweegt, het is niets.
Een scheur in een buik, een put zonder kruis,
ach levens zijn minder dan puin.
Wat men spreekt en beweert, alles voedt
slechts mijn oog, en de macht is aan mij, echter zij,
zij zijn niets dan een schreeuw, ik ben het die hen
bewegen of staan, zeggen en doodzwijgen doet.
En ik nu verzwijg hen.-Mijn Daewoo bij nacht
bedroefde mij bitter.-Een kop op tv,
de kop van een mens, het is niets. Het is niets
dan een kop, sluimerend, vol ongezegde
gedachten, ingewikkeld gelach.
Eva Cox
Dit gedicht heeft de allure van de teksten uit het bijbelboek Prediker.
Pieter
Mijn Daewoo beproefde bij nacht mijn bloed
een kop op tv, de kop van een mens,
het is niets. En lippen en ogen zijn niets
dan een schaduw van uren; nee al wat men doet,
het is niets: het vlees dat men toont, het bloed
dat men spuwt, het is niets. Ik verfoei ook de geest!
Want de ziel die men geeft, het visioen dat men spreekt,
het is niets. En zo al wat men voelt, wat men doet,
het is niets. Het is minder dan sneeuwen en ruis.
En aan een mond die beweegt, het is niets.
Een scheur in een buik, een put zonder kruis,
ach levens zijn minder dan puin.
Wat men spreekt en beweert, alles voedt
slechts mijn oog, en de macht is aan mij, echter zij,
zij zijn niets dan een schreeuw, ik ben het die hen
bewegen of staan, zeggen en doodzwijgen doet.
En ik nu verzwijg hen.-Mijn Daewoo bij nacht
bedroefde mij bitter.-Een kop op tv,
de kop van een mens, het is niets. Het is niets
dan een kop, sluimerend, vol ongezegde
gedachten, ingewikkeld gelach.
Eva Cox
Dit gedicht heeft de allure van de teksten uit het bijbelboek Prediker.
Pieter
Dit gedicht is een bewerking (persiflage?) van een gedicht van Christine D" Haen. "Daimoon megas" is de titel (Grieks voor: grote goddelijke macht/god/demon naargelang je daimoon vertaalt).
Hier een link naar het gedicht:
http://micans.org/stijn/gedichten/daimoon.html
Het oorspronkelijke gedicht is prachtig!
Tiba.
Hier een link naar het gedicht:
http://micans.org/stijn/gedichten/daimoon.html
Het oorspronkelijke gedicht is prachtig!
Tiba.
Dat is wel heel opmerkelijk, Tiba. En dat zo'n gedicht dan zomaar in een bloemlezing (Ik ben een bijl) van Erik Jan Harmens opgenomen wordt zonder enige vermelding van het oorspronkelijk gedicht! Het gedicht van Eva Cox werd eerst geplaatst in haar bundel: Een twee drie ten dans. De Bezige Bij 2009 Bedankt, Tiba. Goed dat we zo'n kenner bij LT hebben
Pieter
P.S. Ik heb het gedicht van Christine d'Haen zojuist gelezen en behalve dat het gedicht van Eva Cox daar duidelijk een afgeleide van is (persiflage zou ik niet willen zeggen) is het gedicht van d'Haen volgens mij geïnspireerd door Prediker.
http://www.statenvertaling.net/bijbel/prediker.html
Pieter
Pieter
P.S. Ik heb het gedicht van Christine d'Haen zojuist gelezen en behalve dat het gedicht van Eva Cox daar duidelijk een afgeleide van is (persiflage zou ik niet willen zeggen) is het gedicht van d'Haen volgens mij geïnspireerd door Prediker.
http://www.statenvertaling.net/bijbel/prediker.html
Pieter
PieterD schreef:Dat is wel heel opmerkelijk, Tiba. En dat zo'n gedicht dan zomaar in een bloemlezing (Ik ben een bijl) van Erik Jan Harmens opgenomen wordt zonder enige vermelding van het oorspronkelijk gedicht! Het gedicht van Eva Cox werd eerst geplaatst in haar bundel: Een twee drie ten dans. De Bezige Bij 2009 Bedankt, Tiba. Goed dat we zo'n kenner bij LT hebben
Pieter
P.S. Ik heb het gedicht van Christine d'Haen zojuist gelezen en behalve dat het gedicht van Eva Cox daar duidelijk een afgeleide van is (persiflage zou ik niet willen zeggen) is het gedicht van d'Haen volgens mij geïnspireerd door Prediker.
http://www.statenvertaling.net/bijbel/prediker.html
Pieter
In een bloemlezing staat meestal geen uitleg bij Pieter, in een dichtbundel al evenmin. Soms is dat jammer. Ik heb het gedicht nog vermeld n.a.v. de dood van Christine D'haen.
http://oscar.messageboard.nl/7067/viewtopic.php?t=5859
Ik heb de link geopend, Pieter. Op het eeste gezicht zou het heel goed kunnen dat het gedicht geïnspireerd is door het boek Prediker. En dat wist ik dan helemaal niet .
Tiba.
Ik schreef bijbelboek, Tiba, maar eigenlijk had ik Tenach moeten schrijven. Het is een Joodse tekst die met de tekst van het Hooglied als de meest literaire delen van het OT worden gezien.
Zoals je weet hebben de christenen naast het NT ook het OT als uitgangspunt, maar namen ze niet alles over zoals blijkt uit dit citaat uit Prediker 2:
16 Want er zal in eeuwigheid niet meer gedachtenis van een wijze, dan van een dwaas zijn; aangezien hetgeen nu is, in de toekomende dagen altemaal vergeten wordt; en hoe sterft de wijze met den zot?
Hieruit is af te leiden dat het Joodse geloof geen hiernamaals kent.
Pieter
Zoals je weet hebben de christenen naast het NT ook het OT als uitgangspunt, maar namen ze niet alles over zoals blijkt uit dit citaat uit Prediker 2:
16 Want er zal in eeuwigheid niet meer gedachtenis van een wijze, dan van een dwaas zijn; aangezien hetgeen nu is, in de toekomende dagen altemaal vergeten wordt; en hoe sterft de wijze met den zot?
Hieruit is af te leiden dat het Joodse geloof geen hiernamaals kent.
Pieter
19 Want wie weet, of hij wijs zal zijn, of dwaas? Evenwel zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid heb en dien ik wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid.
20 Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over al den arbeid, dien ik bearbeid heb onder de zon.
21 Want er is een mens, wiens arbeid in wijsheid, en in wetenschap, en in geschiktheid is; nochtans zal hij dien overgeven tot zijn deel, aan een mens, die daaraan niet gearbeid heeft. Dit is ook ijdelheid en een groot kwaad.
22 Wat heeft toch die mens van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, dien hij is bearbeidende onder de zon?
Mira
In het boek Prediker staan nog veel meer van zulke zinnen. Eva Cox heeft er in navolging van C. d'Haen een bewerking van gemaakt in moderne taal. Bij C. is het woord ijdelheid vervangen door "niets". Maar de strekking van het gedicht lijkt me hetzelfde.
Pieter
23 Want al zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Datzelve is ook ijdelheid.
20 Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over al den arbeid, dien ik bearbeid heb onder de zon.
21 Want er is een mens, wiens arbeid in wijsheid, en in wetenschap, en in geschiktheid is; nochtans zal hij dien overgeven tot zijn deel, aan een mens, die daaraan niet gearbeid heeft. Dit is ook ijdelheid en een groot kwaad.
22 Wat heeft toch die mens van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, dien hij is bearbeidende onder de zon?
Mira
In het boek Prediker staan nog veel meer van zulke zinnen. Eva Cox heeft er in navolging van C. d'Haen een bewerking van gemaakt in moderne taal. Bij C. is het woord ijdelheid vervangen door "niets". Maar de strekking van het gedicht lijkt me hetzelfde.
Pieter
23 Want al zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Datzelve is ook ijdelheid.
Dank, Pieter, voor je toelichting.
Dat 'ijdelheid' hier vervangen wordt door 'niets', vind ik een heel intelligente visie.
Het is wel moeilijke materie: het gedicht van Christine D'haen is sowieso al geheimzinnig, kryptisch, maar met een ontzettend poëtische kracht; de tekst van Prediker, die vind ik moeilijk, ik ben er niet mee vertrouwd (de echte bijbelkenners van het Oudtestament zitten in Nederland, denk ik); en daar komt bovenop een gedicht van E. Cox, Daewoo Plasma, die titel heeft het toch wel over een televisietoestel, en alles wat je daarop te zien krijgt?!
Nou moe!!
mira
Dat 'ijdelheid' hier vervangen wordt door 'niets', vind ik een heel intelligente visie.
Het is wel moeilijke materie: het gedicht van Christine D'haen is sowieso al geheimzinnig, kryptisch, maar met een ontzettend poëtische kracht; de tekst van Prediker, die vind ik moeilijk, ik ben er niet mee vertrouwd (de echte bijbelkenners van het Oudtestament zitten in Nederland, denk ik); en daar komt bovenop een gedicht van E. Cox, Daewoo Plasma, die titel heeft het toch wel over een televisietoestel, en alles wat je daarop te zien krijgt?!
Nou moe!!
mira
Na het nog een paar keer gelezen te hebben vind ik het gedicht steeds mooier worden. Prachtige stijl en geestige kritiek op de beeldbuis, (die ook al geen buis meer is.) Misschien hou ik van die enigszins bombastische preekstijl omdat ik me die stijl ven vroeger herinner toen ik (nu ondenkbaar) vroom in mijn missaal zat te lezen tijdens eindeloze kerkdiensten. De eer gaat trouwens voor 90% naar Christine d'Haen want Eva Cox heeft het metrum volledig gehandhaafd en de tekst voor een groot gedeelte overgenomen.
Pieter
Pieter
Pieter schreef:
Kritiek op de beeldbuis lijkt me dit ook.
Of eerder toch: verbijstering, afschuw bij alles wat men te zien krijgt.
'De kop van een mens', ik weet niet of een concrete kop de dichteres voor het oog stond, mij lijkt dit aannemelijk.
Of het geestig is, weet ik niet zo direct. Maar we hebben hier al op LT een debat gehad over al dan niet geestig.
Bij welk gedicht alweer?
Als dit louter Spielerei is, nou, dan hoeft het voor mij niet.
Ik denk en hoop dat er meer achter zit.
mira
Prachtige stijl en geestige kritiek op de beeldbuis,
Kritiek op de beeldbuis lijkt me dit ook.
Of eerder toch: verbijstering, afschuw bij alles wat men te zien krijgt.
'De kop van een mens', ik weet niet of een concrete kop de dichteres voor het oog stond, mij lijkt dit aannemelijk.
Of het geestig is, weet ik niet zo direct. Maar we hebben hier al op LT een debat gehad over al dan niet geestig.
Bij welk gedicht alweer?
Als dit louter Spielerei is, nou, dan hoeft het voor mij niet.
Ik denk en hoop dat er meer achter zit.
mira
Daewoo Plasma
Opvallend dat het gedicht Daewoo Plasma genoemd wordt.
Het doet me denken aan bloedplasma.
Het hele gedicht komt op mij over als een relaas van hoe de mens tegenwoordig tv kijkt. Er komt veel ellende op televisie maar alles gaat langs iedereen heen. Moord, doodslag, oorlog, honger, het is niets. Een sneeuwende of ruisende tv (geen beeld of geluis hebben dus) doet mensen meer dan wat er getoond wordt. (Het is minder dan sneeuwen en ruis)
Wat men spreekt en beweert, alles voedt
slechts mijn oog, en de macht is aan mij, echter zij,
zij zijn niets dan een schreeuw, ik ben het die hen
bewegen of staan, zeggen en doodzwijgen doet.
De dichteres heeft de macht om het geluid harder of zachter of uit te zetten, het beeld stop te zetten of de tv uit te doen. De poppetjes op tv zijn niets dan een schreeuw waarover zij de macht heeft die toe te staan of niet. Ze ziet slechts beelden maar die dringen niet tot haar door.
En ik nu verzwijg hen.-Mijn Daewoo bij nacht
bedroefde mij bitter.-Een kop op tv,
de kop van een mens, het is niets. Het is niets
dan een kop, sluimerend, vol ongezegde
gedachten, ingewikkeld gelach.
Ze keek 's nachts tv en wat zij zag bedroefde haar. Kennelijk keek ze nu met open geest en drong tot haar door wat ze zag. Maar wat er gezegd, getoond werd was niets. Kennelijk een vrolijk programma waarvan zij de vrolijkheid niet zag (ingewikkeld gelach)
Dettie
Opvallend dat het gedicht Daewoo Plasma genoemd wordt.
Het doet me denken aan bloedplasma.
Het hele gedicht komt op mij over als een relaas van hoe de mens tegenwoordig tv kijkt. Er komt veel ellende op televisie maar alles gaat langs iedereen heen. Moord, doodslag, oorlog, honger, het is niets. Een sneeuwende of ruisende tv (geen beeld of geluis hebben dus) doet mensen meer dan wat er getoond wordt. (Het is minder dan sneeuwen en ruis)
Wat men spreekt en beweert, alles voedt
slechts mijn oog, en de macht is aan mij, echter zij,
zij zijn niets dan een schreeuw, ik ben het die hen
bewegen of staan, zeggen en doodzwijgen doet.
De dichteres heeft de macht om het geluid harder of zachter of uit te zetten, het beeld stop te zetten of de tv uit te doen. De poppetjes op tv zijn niets dan een schreeuw waarover zij de macht heeft die toe te staan of niet. Ze ziet slechts beelden maar die dringen niet tot haar door.
En ik nu verzwijg hen.-Mijn Daewoo bij nacht
bedroefde mij bitter.-Een kop op tv,
de kop van een mens, het is niets. Het is niets
dan een kop, sluimerend, vol ongezegde
gedachten, ingewikkeld gelach.
Ze keek 's nachts tv en wat zij zag bedroefde haar. Kennelijk keek ze nu met open geest en drong tot haar door wat ze zag. Maar wat er gezegd, getoond werd was niets. Kennelijk een vrolijk programma waarvan zij de vrolijkheid niet zag (ingewikkeld gelach)
Dettie
Hand
Toen er een hand uit de kast stak, niet opdringerig, eerder
bijna verlegen, traag kantelend in het bleke licht, nam ik
een stoel en moest even gaan zitten. Ik overdacht het
bestaan, het ritme ervan, de pitloze weekte, en besloot de
hand niet weg te slaan. Sindsdien deel ik de tijd, mijn
kast en mijn leegte, en het is waar dat ik voor het eerst en
haast tot mijn spijt afhankelijk ben, maar ik blijf opgelucht
dat het een hand is en geen tong, god verhoede een tong,
of een neus, wat neuzen teweeg kunnen brengen, hoe men
er in lorren gehuld achteraan moet, nee een hand, lege
hand, glad, verlegen, traag kantelend in het harde licht,
op het ritme van de zon en wat uren.
Eva Cox,
Uit: een twee drie ten dans,
De Bezige Bij
Dit gedicht is genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2010 - Gedichten.
Persoonlijk houd ik niet van deze vorm van dichten, het is voor mij teveel neigend naar proza. Ook snap ik het gedicht niet maar toch qua inhoud spreekt het me erg aan.
Waarschijnlijk door het verrassende als
Toen er een hand uit de kast stak
en besloot de
hand niet weg te slaan. Sindsdien deel ik de tijd, mijn
kast en mijn leegte
nee een hand, lege
hand, glad, verlegen, traag kantelend in het harde licht,
op het ritme van de zon en wat uren.
Twee leestafelleden hebben op dit gedicht gestemd als zijnde het beste van de vijf gedichten die genomineerd zijn voor de Herman de Coninckprijs. ( http://www.boek.be/herman-de-coninckpri ... n#gedicht2 )
Ik heb niet op dit gedicht gestemd maar snap waarom zij het wel deden.
Dettie
Toen er een hand uit de kast stak, niet opdringerig, eerder
bijna verlegen, traag kantelend in het bleke licht, nam ik
een stoel en moest even gaan zitten. Ik overdacht het
bestaan, het ritme ervan, de pitloze weekte, en besloot de
hand niet weg te slaan. Sindsdien deel ik de tijd, mijn
kast en mijn leegte, en het is waar dat ik voor het eerst en
haast tot mijn spijt afhankelijk ben, maar ik blijf opgelucht
dat het een hand is en geen tong, god verhoede een tong,
of een neus, wat neuzen teweeg kunnen brengen, hoe men
er in lorren gehuld achteraan moet, nee een hand, lege
hand, glad, verlegen, traag kantelend in het harde licht,
op het ritme van de zon en wat uren.
Eva Cox,
Uit: een twee drie ten dans,
De Bezige Bij
Dit gedicht is genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2010 - Gedichten.
Persoonlijk houd ik niet van deze vorm van dichten, het is voor mij teveel neigend naar proza. Ook snap ik het gedicht niet maar toch qua inhoud spreekt het me erg aan.
Waarschijnlijk door het verrassende als
Toen er een hand uit de kast stak
en besloot de
hand niet weg te slaan. Sindsdien deel ik de tijd, mijn
kast en mijn leegte
nee een hand, lege
hand, glad, verlegen, traag kantelend in het harde licht,
op het ritme van de zon en wat uren.
Twee leestafelleden hebben op dit gedicht gestemd als zijnde het beste van de vijf gedichten die genomineerd zijn voor de Herman de Coninckprijs. ( http://www.boek.be/herman-de-coninckpri ... n#gedicht2 )
Ik heb niet op dit gedicht gestemd maar snap waarom zij het wel deden.
Dettie
Dit is een vorm van absurdistisch proza en helaas kan ik er geen poëzie in zien. Voor goed absurdistisch proza leze men Pessoa of Roberto Bolano
(zijn 5-delige roman 2666). Merkwaardig genoeg kreeg ik daaarbij wel het gevoel dat ik poëzie zat te lezen. Wat neuzen niet teweeg kunnen brengen, hoe men er in lorren gehuld achteraan moet. Eerlijk gezegd vind ik het een beetje onzin, wie helpt me om hier iets zinnigs in te zien, wat voor neus moet je hiervoor hebben?
Pieter
(zijn 5-delige roman 2666). Merkwaardig genoeg kreeg ik daaarbij wel het gevoel dat ik poëzie zat te lezen. Wat neuzen niet teweeg kunnen brengen, hoe men er in lorren gehuld achteraan moet. Eerlijk gezegd vind ik het een beetje onzin, wie helpt me om hier iets zinnigs in te zien, wat voor neus moet je hiervoor hebben?
Pieter
Dettie schreef:
Hand
Toen er een hand uit de kast stak, niet opdringerig, eerder
bijna verlegen, traag kantelend in het bleke licht, nam ik
een stoel en moest even gaan zitten. Ik overdacht het
bestaan, het ritme ervan, de pitloze weekte, en besloot de
hand niet weg te slaan. Sindsdien deel ik de tijd, mijn
kast en mijn leegte, en het is waar dat ik voor het eerst en
haast tot mijn spijt afhankelijk ben, maar ik blijf opgelucht
dat het een hand is en geen tong, god verhoede een tong,
of een neus, wat neuzen teweeg kunnen brengen, hoe men
er in lorren gehuld achteraan moet, nee een hand, lege
hand, glad, verlegen, traag kantelend in het harde licht,
op het ritme van de zon en wat uren.
Eva Cox,
Uit: een twee drie ten dans,
De Bezige Bij
Persoonlijk houd ik niet van deze vorm van dichten, het is voor mij teveel neigend naar proza.
En Pieter:
Dit is een vorm van absurdistisch proza en helaas kan ik er geen poëzie in zien.
Op de inhoud wil ik graag apart nog eens ingaan, maar wat de vorm betreft ben ik het niet met jullie eens. Ik denk dat het door laten lopen van de tekst, zonder er de vorm van een gedicht aan te geven, jullie wellicht beïnvloedt.
Kijk maar eens wat je hier van vind:
Toen er een hand uit de kast stak,
niet opdringerig, maar bijna verlegen,
traag kantelend in het bleke licht,
nam ik een stoel en moest even gaan zitten.
Ik overdacht het bestaan,
het ritme ervan, de pitloze weekte,
en besloot de hand niet weg te slaan.
Sindsdien deel ik de tijd, mijn kast en mijn leegte,
en het is waar dat ik voor het eerst
en haast tot mijn spijt afhankelijk ben,
maar ik blijf opgelucht dat het een hand is
en geen tong, god verhoede een tong,
of een neus, wat neuzen teweeg kunnen brengen,
hoe men er in lorren gehuld
achteraan moet, nee een hand, lege hand,
glad, verlegen,
traag kantelend in het harde licht,
op het ritme van de zon en wat uren.
Als ik dit hardop lees, hoor ik het ritme dat bij poëzie hoort. Het klinkerrijm in de eerste zin valt op. En het eindrijm in de tweede strofe. Dat zie je anders misschien niet staan, maar het speelt wel een rol in de beleving van deze tekst als gedicht.
Na de derde strofe is het ritme niet overal even sterk, maar het klinkt toch heel anders dan wanneer je de oorspronkelijke proza-achtige tekst voorleest.
Dettie schreef ook:
Ook snap ik het gedicht niet maar toch qua inhoud spreekt het me erg aan.
En Pieter:
Eerlijk gezegd vind ik het een beetje onzin, wie helpt me om hier iets zinnigs in te zien, wat voor neus moet je hiervoor hebben?
Ik wil mijn ideeën daarover graag verder uitwerken om met jullie te delen, maar dat vraagt iets meer tijd. Ik kom er op terug. Absurdistisch vind ik het zeker niet, zelfs niet echt hermetisch.
Wat mijn keus voor dit gedicht betreft: ik heb alle gedichten maar 1 keer gelezen, ze waren allemaal een prijs waard. Ik heb toen gekozen voor het gedicht dat direct iets in beroering bracht. Gedichten moeten me raken, en hoe zeer ik ook houd van klassieke dichtvormen, beroering, ontroering, emotie oproepen staat bij mij voorop. Waarom het me raakt, zoek ik dan daarna wel uit.
Librije.
Hetzelfde zien
Maar het zò zien
Zoals niemand het zag
(J.A. Deelder - Euforismen
Bezige Bij, 1991)
Maar het zò zien
Zoals niemand het zag
(J.A. Deelder - Euforismen
Bezige Bij, 1991)
Het maakt mij niet zoveel uit hoe het is geschreven, ik bedoel in welke vorm het is gegoten. Maar ik heb het gedicht een paar keer hardop gelezen en ik vind het meer een surrealistisch verhaal, zeker geen absurdistisch proza.
Persoonlijk vind ik de beelden die het bij me oproept mooi, die hand uit de kast, een lieve, reikende hand, zo te lezen... Ze besloot de hand niet weg te slaan is natuurlijk heel realistisch in zo'n surrealistisch gegeven.
Het hele gedicht is eigenlijk zoals Librije's spreuk
[..] het zò zien
Zoals niemand het zag
Opvallend vind ik ook
traag kantelend in het bleke licht,
en
traag kantelend in het harde licht,
Opnieuw bevestigt dat voor mij dat er troost uit die hand spreekt.
op zich vind ik het qua inhoud erg mooi maar ik houd niet van deze vorm van poëzie. Het is, ondanks het fantasievolle, voor mij téveel prozapoëzie. Het is moeilijk uit te leggen wat ik bedoel, merk ik nu.
Dettie
Persoonlijk vind ik de beelden die het bij me oproept mooi, die hand uit de kast, een lieve, reikende hand, zo te lezen... Ze besloot de hand niet weg te slaan is natuurlijk heel realistisch in zo'n surrealistisch gegeven.
Het hele gedicht is eigenlijk zoals Librije's spreuk
[..] het zò zien
Zoals niemand het zag
Opvallend vind ik ook
traag kantelend in het bleke licht,
en
traag kantelend in het harde licht,
Opnieuw bevestigt dat voor mij dat er troost uit die hand spreekt.
op zich vind ik het qua inhoud erg mooi maar ik houd niet van deze vorm van poëzie. Het is, ondanks het fantasievolle, voor mij téveel prozapoëzie. Het is moeilijk uit te leggen wat ik bedoel, merk ik nu.
Dettie
Nu je het zo opgeschreven hebt, Librije, zie ik een grote overeenkomst in stijl met Kopland. Zien jullie dat ook? Librije heeft gelijk, het lijkt zo wel meer op een gedicht. Maar de inhoud spreekt me niet aan, helaas. Ik heb op het gedicht van Leonard Nolens gestemd, ofschoon ik tot dat moment geen adept van hem was.
Pieter
Pieter
Hand
Toen er een hand uit de kast stak, niet opdringerig, eerder
bijna verlegen, traag kantelend in het bleke licht, nam ik
een stoel en moest even gaan zitten. Ik overdacht het
bestaan, het ritme ervan, de pitloze weekte, en besloot de
hand niet weg te slaan. Sindsdien deel ik de tijd, mijn
kast en mijn leegte, en het is waar dat ik voor het eerst en
haast tot mijn spijt afhankelijk ben, maar ik blijf opgelucht
dat het een hand is en geen tong, god verhoede een tong,
of een neus, wat neuzen teweeg kunnen brengen, hoe men
er in lorren gehuld achteraan moet, nee een hand, lege
hand, glad, verlegen, traag kantelend in het harde licht,
op het ritme van de zon en wat uren.
Eva Cox,
Uit: een twee drie ten dans,
De Bezige Bij
Ik heb eens gelezen dat een literair werk (zowel een gedicht als proza dus) zijn voltooiing pas vindt op het moment dat het door een lezer gelezen en geïnterpreteerd wordt. Iedere lezer brengt daarbij zijn eigen achtergrond, karakter, ervaringen etc. mee. Die spelen een rol bij het interpreteren van een tekst. Zeker bij een gedicht.
Van Eva Cox wordt gezegd dat sommige van haar teksten associatief zijn. Ik denk dat dat zeker voor de tekst hierboven geldt en ik realiseer me dat mijn associaties en interpretatie daarom niet bij iedereen op herkenning zullen kunnen rekenen.
Dettie merkte op: “de hand die uit de kast stak is surrealistisch” en ik kan me zo’n surrealistisch schilderij inderdaad heel goed voorstellen. Maar: waar houdt de beeldspraak op en moeten we een beschrijving surrealistisch noemen? Bij Van Londersele staat bv. : je zadelt mijn rug en sterk rijden we een nieuwe ochtend in. Daar kan ik me ook wel iets surrealistisch bij voorstellen. Ik ga dus eerst maar even van beeldspraak en symboliek uit.
De strekking van het gedicht is voor mij: een eenzame ik tot wie iemand voorzichtig toenadering zoekt en die daar aarzelend op ingaat.
Uit de kast associeer ik in eerste instantie met uit de kast komen: het moment waarop iemand besluit zijn geaardheid naar buiten te brengen. Alle andere woorden in de zin hebben er mee te maken: niet opdringerig, bijna verlegen, traag kantelend (voorzichtig je andere kant laten zien, van de andere kant zijn) in het bleke licht (nog niet het volle licht). Als iemand daarmee komt, zijn kwetsbaarheid toont, dan moet je inderdaad even een stoel pakken en gaan zitten. (Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Coming_out ).
Toch neem ik dat niet persé letterlijk. De uitgestoken hand kan gewoon een kwetsbaar gebaar voorstellen: iemand biedt aarzelend een hand aan, daar had de ik niet op gerekend, ze overdenkt het bestaan, het ritme ervan (geboren worden, het leven doorgeven en sterven, waarna de cyclus zich herhaalt), de pitloze weekte (de lege, gevoelige plek binnen in haar) en besluit de hand niet weg te slaan.
De kast, de tijd, de leegte worden gedeeld, dat maakt haar afhankelijk en dat voelt eng. Maar omdat het een hand is, open en niet opdringerig, durft ze dat aan. De hand staat daarbij symbool voor een persoon met de beschreven eigenschappen. Een tong wil ze niet: die staat wellicht symbool voor een persoon met de daarbij behorende (associatieve) eigenschappen: te intiem, te direct, dwingende woorden sprekend, kwetsend. En een neus al helemaal niet: iemand die overal zijn neus in steekt, bemoeizuchtig, of juist onverschillig voor de wereld om zich heen: loopt gewoon zijn neus achterna of steekt die als een zwerver in een vuilnisbak.
Nee, dan een hand: de aarzeling lijkt weg, de warmte voor die hand (persoon) spreekt uit de laatste regels. Een lege hand (alles is nog mogelijk), glad (zonder ruwheid), verlegen (niet opdringerig), traag kantelend (zich langzaam aan haar openbarend) in het harde licht: ditmaal vol overtuiging zich presenterend. Het ritme van het bestaan (de levenscyclus) is het ritme van de zon en wat uren geworden: ze leven met de dag (en nacht) en beleven hun bestaan in uren.
Zo voelde het toen ik het de eerste keer las en het bleek daarna vreselijk moeilijk dat onder woorden te brengen. Dat is denk ik ook de kracht van poëzie: je voelt soms meer dan direct verklaarbaar is. Het brengt emotie over.
Ik wil absoluut niet beweren dat dit een juiste analyse van dit gedicht is: het is slechts mijn interpretatie, waardoor ik het niet absurd zou willen noemen. Ik ben heel benieuwd naar andere interpretaties/associaties.
Librije.
Hetzelfde zien
Maar het zò zien
Zoals niemand het zag
(J.A. Deelder - Euforismen
Bezige Bij, 1991)
Maar het zò zien
Zoals niemand het zag
(J.A. Deelder - Euforismen
Bezige Bij, 1991)
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 9 gasten