Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Eten en drinken

Gedichten over eten en drinken



Stilleven met open boek, Jos van Riswick

Foto © Jos van Riswick
http://www.josvanriswick.nl

 
Erwtensoep

Mijn moeder die je verder met geen stok het ijs op kreeg
kookte in het schaatsseizoen enorme pannen erwtensoep
en deelde deze uit vanaf de steiger voor ons zomerhuisje

de soep genoot een faam tot ver achter de dijken
men reed er graag een plas voor om of kluunde zich de bramen
een enkeling trotseerde een nat pak onder de brug

slechts éénmaal is zij ingegaan op een verzoek om het recept
een vage kennis wou het sturen naar zijn zus in Amerika

in de lente kregen we en kaart: we realy enjoy your erwtensoep,
we nemen elke dag een stukje bij de koffie

Ingmar Heytze
Uit: "Het ging over rozen",
Uitgeverij Podium B.V., Amsterdam 2002
 
Maaltijd

Het was Kerstmis, we zaten aan tafel en we wilden
een aangename, liefst literaire conversatie

daarom zei ik: vrienden, we weten dat de materie
op ons bord en in ons glas kan vervluchtigen
in ons lichaam tot pure poëzie

maar wisten jullie dat onlangs ook is gebleken
dat op poëtische wijze heerlijke gerechten
kunnen worden gemaakt

er viel een stilte waarin je alleen de geluiden
hoorde van messen en vorken, van drinken en slikken
en van het getik van de klok

maar ik vervolgde: men heeft ontdekt dat er gedichten
bestaan die zo goed zijn gemaakt dat de woorden
veranderen in wat ze beschrijven

zodat het woord vlees vlees wordt, het woord brood
brood, het woord wijn wijn, ik noem maar
een paar voorbeelden

als poëzie de ruimte van het volledige leven
tot uitdrukking moet brengen, de echte werkelijkheid
dan kun je je voorstellen dat een gedicht
een heldere soep kan opleveren
een doorleefde wildschotel
een luchtig nagerecht
een mooie bordeaux

men begon mij te begrijpen en het werd zodoende
een vrolijke literaire maaltijd

we vroegen ons af welke poëzie we zaten te eten
en te drinken en we zochten naar gedichten
in ons hoofd die we een volgende keer
op tafel zouden willen zien

ik zeg niet welke dat waren
iedereen kan ze bedenken

Rutger Kopland,
uit Een man in de tuin,
van Oorschot 2004

 
jonge sla

ik ben in staat het zwaarste leed te dragen
het uitzichtloos verdorren van een boon
een snijbloem en zijn onverdiende loon
ik zie het aan, doch niemand hoort mij klagen

het rooien van de bintjes is gewoon
een schaamteloze daad die af doet vragen
of een beroep op normen ooit zal slagen
toch blijf ik hard, negeer het machtsvertoon

maar in september, bij die jonge sla
zojuist geplant in toegewijde aarde
bezwijkt m’n laatste restje eigenwaarde
dan huil ik en dan smeek ik om gena

Daan de Ligt
(ongepubliceerd)
bewerking van het gedicht
‘jonge sla’ van Rutger Kopland

 
Een taart

Er staat een taart in een etalage,
een grote witte taart.
Wat moet ik doen?

Ik moet aan geld komen,
ik moet een steen door dat raam gooien,
ik moet jarig zijn,
ik moet zorgen dat die juffrouw binnen,
die met die rode lippen,
verliefd wordt op mij-

ik doe mijn ogen dicht,
druk mijn neus tegen het glas,
prevel:
taart, grote witte taart, vlieg ongeschonden door dit raam....

of moet ik zelf bakker worden, banketbakker d' excellence?

Toon Tellegen,
Uit: een langzame val
Querido Amsterdam 1991

 
 
Briljant filosoferend

Briljant filosoferend
over het leven liet ik
de aardappels verbranden.
Een onmiskenbaar bewijs
van emancipatie.

Hanny Michaelis
Uit: De rots van Gibraltar.
G.A. van Oorschot, Amsterdam 1969

 
Drank de onberekenbare

Onder 't net en vlot gesprek
dat mijn hoofd, met bruine hoed
met de gastheer voeren moet,
denkt mijn hele ziel: verrek!
In mijn binnenst stampen beesten,
snuiven paarden, ruisen bossen,
slangen schuiflen door de mossen,
negerstammen vieren feesten.
port of sherry...liever thee?
Ja mevrouw, of eiglijk...nee.
Spiernaakt duik ik in een meer.
Graag, een halfje...o, niet meer!
Hoe kàn ik, bij God, nog praten...
Zouden ze iets aan me merken?
kan ik niet meer tegen sterke
drank? Heb ik al rode oren?
Als we nou die kat eens schoren
-die onvervalste poedelkat-
ijsbloemen op zijn achterplat.
Niemand weet, hoe vreeslijk wild
ik met los haar loop te rennen!
Niemand zou mij hier herkennen
als ik plotseling was gevild.
Want ze kennen slechts mijn huid,
en die nog alleen bij stukken,
o ingetogen bruine bruid
van Tahiti of Molukken...
In de kamer wordt het donker;
buiten dwarrelt stil en schuin
sneeuw op heel licht groene struiken
zó mooi is het in die tuin,
dat 'k moet staren naar 't geflonker
van mijn glaasje, naast de kruiken:
àl te glinsterend stuk glas...
plotsling huil ik...op zijn jas
zaten toen ook lichte vlokken.
Vlokken sneeuw..die werden water...
Hield hij niet meer van me, later,
dat hij zomaar is vertrokken?

M. Vasalis
uit 'Parken en woestijnen'
uitg. Van Oorschot 1940

 
Het karige maal.

Onder de lamp aan tafel
zwijgend eten wij: onze handen
als witte vlekken komen en gaan;
onze beringde vingers achteloos
met het vertrouwde brood spelend.

Geen vreugde niets ongewoons
is er in de klank van onze
messen en vorken.

En natuurlijk weten wij niets
van het geluk van reizigers
in een avondtrein.

Miriam Van hee. 1952
Uit: Het karige maal.
Masereelfonds, Gent. 1978

 
Dagelijks brood

zondag

1.

Sluit de heilige boeken en weet
liefste, dat voor een openbaring
deze homp op de keukentafel,
hier en nu, voor ons, eenzaam
addergebroed, genoeg kan zijn

want vergis je niet in eenvoud,

dit gebroken boerenbrood is
volmaakt als de middagzon.

© Frédéric Leroy
uit: Gedichten
De Contrabas
BnM Uitgevers Nijmegen 200