Zekerheid
Je weet het wel, alles gaat over: het nieuwe, het doodgewone, de oude en verse pijn,
het zwijgen, het praten, het vrezen, de rede, de roep van het bloed,
de stilstand, het nu en het later, de groei, net het hoofd boven water,
ontgoocheling, overmoed, schaarste en overvloed, de valstrik verbittering,
de honger, verzadiging, grimassen van zuur of de glimlach van zoet,
het gaat over, omdat het moet.
Christina Guirlande Uit de bundel Stadsbeelden, 2016
Oude boom
Er werd een boom geslacht. Hij kende mij al jaren. De zijne waren uitgeteld in ringen van zijn zieke stam. Men vond dat het nu tijd was voor de bijl. Zijn bast liet los als huid, zijn binnenste vermolmd
en uitgevreten, maar in zijn hoofd woonden nog vogels als gehaaide krakers, pronkten nog takken met het groen van malachiet. De boom verdedigde zich niet, hij kreunde zacht tussen de slagen door.
Nu warm ik mij behaaglijk aan zijn dood, gooi brokken van zijn leven in het vuur, vergeet het uur. Wat weten wij over het wrang verdriet van bomen.
© Christina Guirlande Uit ‘Het taaie geheugen van water’, Uitg. de Contrabas 2012
Rode roos blauwe maan
(Bij het schilderij ‘red rose blue moon’ van G. Van Noppen)
Ik lig als een wig tussen aarde en maan, tussen wachtende blauwe aarde en zeldzame blauwe maan, en de hemel dreint blauwe tranen. Ik trek mij op aan de rode roos, aan het groen van haar blad en haar takken, de doornen deren mij niet. Haar geur maakt de wonden zoet.
Wind is afwezig en toch suist een bries door mijn lange losbandige haren, bezoekt mijn albasten huid. Ik ben vrouw en van alle tijden, het rode van hartenbloed, het blauwe van maan en water, de koortsige kramp van het kind. Mijn angstdroom: dat ik een leven lang de verwonde roos van een schietschijf ben.
© Christina Guirlande Uit ‘De Vallei’, 2011
Onvervulde wens
Eén keer in haar leven had ze de zee willen zien maar zoveel water deed haar aan rampspoed denken
Ze had het ruisen van de golven willen horen maar de wind maakte haar bang en verward
Ze had blootvoets de duinen willen beklimmen maar hield zich het liefst op de vlakte
Ze had schelpen willen rapen als een kind wie kon ze dààrmee nog verrassen
Ze wou de zon op het water zien ondergaan maar moest voor het donker weer thuis
Toen jaren later op ieder verweer een passend weerwoord gevonden was
nam iemand haar mee voor een andere reis en bracht haar nooit meer terug.
© Christina Guirlande Uit ‘Rozentuin, Klavierklanken, zes dichteressen’, Demeruitgeverij, 2012
|
Het geheugen van water
Hier stond ooit een kind bij het veer in een eerder leven, op deze eigenste plek. De dijken waren hoog als bergen, het water stroom én oceaan. Tussen de oevers pendelde de veerboot op de Styx. Je hoefde voor de tocht niet te betalen, de veerman had een eindeloos geduld.
Het kind dat nu hier staat heeft uur na uur de tol vergaard in hongerwinters, afscheidswoorden, morgens van tule, huisvrede, broodkruimels, moederwonden. Als de veerman komt wordt de som gemaakt, bestaat haar naam in het taaie geheugen van water.
© Christina Guirlande Uit ‘Het taaie geheugen van water’ Uitg. De Contrabas 2012
Verzwegen gedicht I
Hij bracht de geur mee van het hout dat hij die dag bewerkte, in zijn haar hier en daar nog spaanders, in zijn ogen de donkerte van verre wouden. Hij sprak zo goed als nooit, alleen maar het noodzakelijkste toen een blik niet kon volstaan. Wij vreesden en vereerden hem als God,
bleven in onze kleine woorden steken, hielden de adem in wanneer hij met vereelte duim ons voorhoofd merkte voor de nacht. Wij luisterden gespannen naar de stilte daar beneden, en sliepen met de glimlach in bij het gedroomde zingen van hààr stem. © Christina Guirlande Uit ‘Sporen in een holle weg’ Uitg. Het Punt, 2016
Verzwegen gedicht IV
Ze keken altijd over onze schouders mee, zaten naast ons aan tafel, waren volgzaam als een schaduw, lieten ons nooit alleen. Antwoorden deden ze niet. Daardoor hoopten vragen zich op tot elke hoek was gevuld, ieder hoofd te klein, elke nacht te lang. We waren zelfs in eigen huis de richting kwijt. Zingen om ze af te schudden bleek een maat voor niets, de echo keerde altijd
smalend weer. Tot tijd zijn werk deed en wij ongezien achter hun rug en met het oog op later, onder het kiezen tussen vasteland of water, de talen leerden om ze voorgoed te verjagen. Maar toch kwamen ze af en toe, en meestal ongevraagd terug, die oude kinderangsten.
© Christina Guirlande Uit ‘Schoon Schip’ decembernummer 2014
Lees de reacties over deze gedichten op het forum en/of reageer, klik HIER
|