Poëzie-Leestafel

...

  • Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Aan de zon

Mooier dan de aanzienlijke maan en zijn geadeld licht,
mooier dan het gesternte, de beroemde orden van de nacht,
veel mooier dan het vurig optreden van een komeet
en tot iets veruit mooiers geroepen dan elke andere ster,
omdat jouw en mijn leven elke dag van haar afhangt- is de zon.

Mooie zon, die opgaat, haar werk niet heeft vergeten
en ten einde brengt, het mooist in de zomer, als een dag
aan de kusten verdampt, en gespiegeld zonder kracht de zeilen
glijden over je oog, tot je moe wordt, de afloop verkort.

Zonder zon neemt ook de kunst weer de sluier aan,
jij verschijnt me niet meer, en de zee en het zand,
geranseld door de schaduw, vlieden onder mijn ooglid.

Mooi licht, dat ons warm houdt, bewaart, en wonderbaar zorgt
dat ik weer zie en dat ik je weerzie!

Niets mooiers onder de zon dan onder de zon te zijn…

Niets mooiers dan de stok in het water te zien en de vogel boven
die zijn vlucht overweegt, en beneden de vissen, hun school,

gekleurd, gevormd, ter wereld gekomen met een zending van licht,
en de omtrek te zien, het vierkant van een veld, de duizendhoek van mijn land,
en de jurk die je aan hebt gedaan, en je jurk, klokkend en blauw!
Mooi blauw, waarin de pauwen slenteren en buigen,
blauw van de verten, van de geluksregionen met al het weer voor mijn gevoel,
blauw toeval aan de horizon! En mijn verrukte ogen
verwijden zich nog meer en schitteren, branden zich wond.

Mooie zon, die van het stof wel de allergrootste bewondering toekomt,
daarom zal ik niet vanwege de maan en de sterren en niet
omdat de nacht met kometen pronkt en in mijn zijn nar zoekt
maar vanwege jou alleen en weldra zonder einde en zozeer als nooit om iets
me beklagen om het onafwendbare verlies van mijn ogen.

Anneke Brassinga
uit Verschiet,
De Bezige Bij, 2001