Kindje, slaap maar, kindje,
't was ook zo warm deze dag.
In de schemer
zit nu een kleine egel
met zijn mooie stekels
eenzaam in het gras.
Het gras wacht op regen.
Geen takje beweegt er.
Luister naar de merel,
hoog op ons dak.
Avond vol verlangen.
De maan maakt zich klaar voor de nacht.
In de avondschemer
komt strakjes onze egel
nog een egel tegen,
liefkoost haar vacht.
Van ver wordt de merel
antwoord gegeven.
Morgen komt de regen
waar het gras op wacht.
Kindje, slaap maar, kindje,
in de avondschemer.
Hebt al slaap gekregen.
Slaap maar mijn schat.
Willem Wilmink
uit Verzamelde liedjes en gedichten .
Bert Bakker Amsterdam 1986
Eerst ben je nog een tijd verbaasd
omdat die levende toch haast
die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan,
dan komt er weer zo'n dode aan,
met flinke pas.
Thuis van het dodencarnaval
zie je de spiegel in de hal,
je schrik is groot:
die man daar in het spiegelglas,
met die bekende regenjas,
was die niet dood?
Willem Wilmink
uit: Ernstig genoeg,
Liedjes en gedichten vanaf 1986,
Bert Bakker Amsterdam 1995
Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.
Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.
Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
In 't concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.
En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.
Willem Wilmink,
Uit: Je moet je op het ergste voorbereiden
Uitgeverij Bert Bakker 2003
Ik stierf van dorst in 't zicht van stromend water
Ik stel geen prijs op wat wordt aangeprezen,
ik stel mij pas echt open als ik dicht,
hoe meer ik lees, hoe meer ik nog moet lezen,
al wat ik nader raakt steeds meer uit zicht,
hoe dichterbij, hoe verder weg het ligt,
ik zoek altijd wat anders dan ik vind,
bij 't ouder worden jonger dan als kind.
Ik kan niet ernstig zijn dan door te spelen,
ik spreek de waarheid als ik me vergis,
niet bang alleen, maar eenzaam tussen velen,
vol doodsgedachten als er bruiloft is,
vol levensvreugde bij een dodenmis
en een verliezer ziende in wie wint,
bij 't ouder worden jonger dan als kind.
Prins, wat ik dicht, is als een oud verhaal,
dat nieuwer wordt, hoe meer ik het herhaal.
Ik ben de man die nooit iets nieuws verzint,
bij 't ouder worden jonger dan als kind.
Willem Wilmink
Uit: Mijn Middeleeuwen
Amsterdam : Bert Bakker, 1998.
In "Mijn middeleeuwen schrijft Wilmink over het
gastenboek van Charles d' Orléans.
Bezoekers moesten een ballade schrijven met de
beginregel 'Ik stierf van dorst in 't zicht van stromend
water'. Daarna moesten nog meer van zulke tegengestelde
regels komen. Dit is de 'eigen' versie van Wilmink.
bij wat hij mooi vond
zette hij strepen
een enkele keer
een uitroepteken
bij tijd en wijle
herlees ik die
zeer summiere
biografie
in een code
van strepen en stippen
steeg het water
hem naar de lippen
Willem Wilmink
uit: Goejanverwellesluis, korenschoven, liedjes en gedichten
Amsterdam : de Arbeiderspers, 1971
Het huis waar ik woon, heeft wel erg dunne muren
Men wil in dit land dat we heel anders leven,
ook al zijn we hier soms maar kort.
Maar mijn oom in Marokko heeft laatst nog geschreven
dat ik te veel Nederlands word.
Ik zal deze buurt op de duur wel verlaten,
alhoewel ik er toch wel van hou.
Maar ik wil wel eens hard kunnen zingen en praten
en ik wil wel eens weg uit de kou.
Er is een land waar ze niet meteen vloeken,
er is een land waar ik dikwijls van droom.
Daar zal ik zelf wel een meisje gaan zoeken,
tot verdriet van mijn vader en oom.
Willem Wilmink
uit: We zien wel wat het wordt
Bert Bakker, Amsterdam 1985