Ik zal u niet beminnen...


Ik zal u niet beminnen,
gij, die in vreê-gewaad
voorbij mijn torve zinnen
langs-heen mijn leven gaat.

Ik zie uw rústige ogen,
en 'k weet hoe góed ge zijt:
úw tederheid, gebogen
over mijne eenzaamheid.

En 'k heb u niets verborgen
van blijheid, drift en leed,
en hoe uw plegend zorgen
me in stilte wenen deed.

Maar - 'k zal u niet beminnen,
met brandend hart en brein;
ik wil u niet beminnen:
ik wil gelúkkig zijn.

Karel van de Woestijne
Uit Het vaderhuis 1896-1903
cyclus 'Verzen aan ene vrouw'

torve = nors; ruw; woest