nog denk ik terug aan mijn huis, het kleine, een
zomeravond en een zandbak, stekelbaarsjes
in een weckfles, buurmans radijzen
en aan de doden die hier woonden,
met hun zachte lippen en hun ogen vol onmacht: een
jongen die de sloot inliep, een vrouw die
viel het bloed vloeide zomaar door
mijn kamer
het verleden dat over de drempel strompelde, zwaar
bewapende soldaten, een veldheer die het oosten
veroverde, bommen op een stad. of eerder nog:
zonnestelsels die ontstonden (een vage
herinnering), sterren die hun eerste licht
smeten het vuur smeult nog na in mijn
open haard
mijn huis: zou het nooit groter geweest zijn dan mijn hoofd
en niet dikker dan het vlies van mijn huid?
hoe ik loop over smalle planken
met het huis in mijn doorzichtige hand
Jabik Veenbaas
Uit: De zon, het smalle bed, mijn lichaam
Uitg. Contrabas juli 2009