Poëzie-Leestafel Poëzie-Leestafel
  • Poëzie
    • Overzicht A-B-C-D
    • Overzicht E-F-G-H
    • Overzicht I-J-K
    • Overzicht L-M-N
    • Overzicht O-P-Q-R-S
    • Overzicht T-U-V
    • Overzicht W-X-Y-Z
  • Thema's
  • Biografieën
  • Recensies bundels
  • Poëzie schrijven
  • Linken
  • Forum
  • Zoeken
  1. U bevindt zich hier:  
  2. Startpagina
  3. Gedichten over Steen

Gedichten over Steen

De steen te ervaren

Iemand legde een steen
op haar hoofd, maar ze wou
dat het een hoed was.

Ze droeg hem als een hoge hoed.
Zulke hoeden zijn zwaar,
ze verplichten.

De steen droeg in zich
de tijd die haar hals sterkte
en rechtte en haar wekte:

ze droeg een steen.
Het gelukkig moment
de steen te ervaren

als een bot van de aarde,
voornamer dan ieder gewicht
dat de geesten scheidt.


Marijke Hanegraaf
uit: Veerstraat,
De Arbeiderspers 2001
Saint-Mélany

Stenen. Hier ligt zoveel steen
het eind van steenzijn af te wachten.
Tillen wij ze een voor een,
seconden in slaaploze nachten.

Redenen om te bestaan,
de rimpelingen in het water:
denken we van voor af aan
dan is het duizend eeuwen later.

Er zou een zandman moeten komen,
of een eeuwig schone slaapster,
de vrouw van Lot als stenenraapster.

Alleen in onze oude dromen
zal tijd genoeg gedaante krijgen
en zwijgen zachtjes overstijgen

Hilde Keteleer.
uit' Al wat winter is en waar'
Wereldbibliotheek. 2001
Visioen

Een jongen zit op een steen,
een jongen van negen jaar,
een jongen met donker haar,
de kin op de vuist, alleen,

zodat gij gaan denken zoudt
dat hij daar in marmer zit,
de zuidkant van de zon is wit,
de noordkant bemost en koud.

Maar het lichaam, wat gij ziet,
van zijn schoonheid onbewust,
volmaakt verzonken in rust,
is bedrog, het is er niet

vóór de ziel weerkeren zal,
die ziel in een visioen
wat een jongen hier komt doen
op de aarde en in het heelal.

Een jongen zit op een steen,
een jongen van negen jaar,
een jongen met donker haar
blind uitstarend vóór zich heen.

Hubert van Herreweghen,
uit: Verzamelde gedichten,
Lannoo, Tielt, 1986
Woorden in de stroom

Het kind dat keitjes
keilde in het water
zag: vliegende vissen
en 's avonds
kwam hij veilig weer thuis.

Ziek van liefde en schuld
gooide hij later
grote stenen uit.
Het water wolkte vol modder.
De stenen vormden geen brug.
Hij vond zichzelf
niet terug.

Nu staande aan de oever
tegen de stroom in
en de vertroebeling
spuw ik kringetjes
als een kind.
Zuiverend zout.
Even een teken
van leven.

Willy Spillebeen
uit: Woorden om wakker te lezen,
Rudolf van de Perre, Davidsfonds 1992
Steen

Verdriet kit al mijn krachten samen,
zodat ik roerloos wordt als steen.
Mijn hele wezen wordt materie,
een ondoordringbaar star mysterie,
o sla de rots, opdat ik ween.

M. vasalis,
Uit: Vergezichten en gezichten
Van Oorschot 1954
Een ezel stoot zich

Er ligt een steen op de weg,
loop ik langs die weg;
ik stoot me.

Wees een ezel, denk ik.
Maar ik stoot me op weg van huis,
en ik stoot me op weg naar huis.
Wees een olifant, denk ik.
Maar ik kan die steen niet onthouden.

Ik ben niet gek
en zoek een andere weg,
loop achter anderen aan.
Wees een aap, denk ik, desnoods een papegaai,
maar wees geen mens.
Mijn neus bloedt,
er ligt een steen op deweg.

Toon Tellegen,
Uit: Wie A zegt
Querido Amsterdam 2002

Copyright © 2004-2025 Poëzie leestafel  -  Alle rechten voorbehouden.
Niets van deze site mag ter publicatie worden overgenomen.
Indien nodig kunt u contact opnemen met de beheerder van Leestafel, e-mail: dettie@poezie-leestafel.info