Woorden in de stroom

Het kind dat keitjes
keilde in het water
zag: vliegende vissen
en 's avonds
kwam hij veilig weer thuis.

Ziek van liefde en schuld
gooide hij later
grote stenen uit.
Het water wolkte vol modder.
De stenen vormden geen brug.
Hij vond zichzelf
niet terug.

Nu staande aan de oever
tegen de stroom in
en de vertroebeling
spuw ik kringetjes
als een kind.
Zuiverend zout.
Even een teken
van leven.

Willy Spillebeen
uit: Woorden om wakker te lezen,
Rudolf van de Perre, Davidsfonds 1992