Toen eens die groote schilder
De wereld verven zou,
Klom hij eerst in den hemel-
Den hemel maakte hij blauw
Drie droppels liet hij vallen
Beneden op de aard,-
Drie mooie kleine dingen
Zijn daar altijd bewaard:
De eerste viel in ‘t koren,
Dat werd een korenbloem,
Die bloeit in ‘t blauw naar boven,
Dat is haar groote roem
De tweede viel in ‘t heikruid,
Dat werd een heikapel,
Die vliegt altijd naar boven
Veel hooger wou ze wel
De derde ging verloren,
Men wist naar ze was,-
Mijn liefste- o mijn blijde meid!
Mijn mooie kleine bruid!
Ik leid jou naar de heide,
Dan door het korenland—
Leid jij mij naar de hemel,
Leid jij mij bij de hand
C.S. Adema van Scheltema
Uit: Van Zon en Zomer
Uitgever: Amsterdam 1902