in een anonieme straat
ach vooruit, een boulevard
met de naam van een generaal
die nooit een oorlog heeft gevochten
ergens tussen nummer 10 en nummer 12
(omdat je je ook tussen de nummers kunt ophouden)
terwijl je voelt hoe een krentengezicht je begluurt
vanuit nummer 7 omdat je gekeerd staat
naar nummer 9 en wie weet wat daar
nog achter de gordijnen
schuilt.
Je wou de stad zien
maar keer op keer wanneer je meende
eindelijk oog in oog te staan met het monster
verscheen opnieuw het woud, het vertrouwde treurspel
van predator en prooi – het ogenblik dat bevriest
tussen het in aarde wroeten en het graaien
van klauwen in, wanneer bomen
van elkaar gaan verschillen.
Je verstopt
zorgvuldig uitgekozen woorden
tussen de bakstenen en luistert hoe ze ruisen
als eikenbladeren terwijl je voortschrijdt en hoopt
op een zwerm onnavolgbare vogels, een luchtschip
met fiere zwarte zeilen.
Frédéric Leroy
stadsgedichtencyclus