Harde klinkers

Er staat iets te gebeuren: alsof
vandaag het wereldverhaal in de aarde
zelf besloten ligt, elke steen, elke kiezel
een letter wil zijn, elke straat of gevel een zin,
een richting, een al dan niet doodlopend eind.

Geen slecht woord meer
over de stenen: elke klinker is nu bruikbaar
om ruiten in te gooien, schedels te breken.

Er staat geschreven en er wordt gefluisterd.

Er staat geschreven dat er wordt gefluisterd.

Commando’s sluipen oren binnen, stampen
deuren in. Iemand knielt op het voetpad en leest met ongeloof
de stoeptegels. Een familie woorden kruipt uit het asfalt,
gaat neuriënd op wandel en een manifest welt op uit de rioolgaten.
Iemand luistert aandachtig naar de stank, grift op de vensterbank
van het postkantoor met een vingernagel nauwgezet
een spijkerschrift in opgedroogde duivenstront.

De kasseien hebben bloed gedronken.

Een priester sluit de boeken

Frédéric Leroy
stadsgedichtencyclus