Precies, zo zit het!

Grada
_________________
'Do you think it's a whoozle?'
Pieter schreef:
Breken jullie je nog steeds het hoofd over deze onweerlegbare logica of halen jullie slechts de schouders op over zoveel apoëtisch onbegrip?![]()
Pieter, die ongeduldig wacht op een eerlijk antwoord.
Pieter schreef:
Volgens Claus:
Een gedicht moet helder EN duidelijk zijn. Dit zijn twee voorwaarden!!!
Voor het geval je denkt dat ik je niet begrijp.Pieter schreef:
poëzie moet tegelijk duister en helder zijn.
Deze stelling heeft in ieder geval twee consequenties:
1. alle heldere poëzie is geen goede poëzie
Pieter schreef:Leuk antwoord, Dettie. Het is maar goed dat je af en toe niet in een oraal debat bezig hoort. Volgens mij is het woord tegelijkertijd niet essentieel.
"een gedicht moet helder en duister zijn" is voor mij precies hetzelfde als "een gedicht moet tegelijkertijd helder en duister zijn", zeker na de voorafgaande discussie maar ik geef toe dat voor sommigen de laatste zin nog duidelijker is.
Mooi gedicht dat je zo snel opdiste, Dettie, en een stuk moeilijker dan je van Vroman gewend bent, maar na twee keer lezen denk ik het goed begrepen te hebben. Maar daar ging de discussie ook niet over. Ook bij Campert en anderen fluctueren de verhoudingen tussen helderheid en duisterheid. Het ging mij om de volkomen heldere gedichten die volgens mij toch erg goed kunnen zijn.
Wat bedoel je daarmee?Pieter schreef:Leuk antwoord, Dettie. Het is maar goed dat je af en toe niet in een oraal debat bezig hoort.
Ik bedoelde dus tegelijk, ik denk dat dat wel duidelijk was.Pieter schreef: Volgens mij is het woord tegelijkertijd niet essentieel.
Niet? Ik dacht dat de discussie daar ook over gaat. Jij beweerde dat Vroman en Gezelle volkomen helder waren. Dus reageer ik met gedichten die voor mij niet helder zijn. Kan jij mij dan dit uitleggen?Pieter schreef:Maar daar ging de discussie ook niet over
In de strikte logica valt hier geen speld tussen te krijgen.Claus zegt: poëzie moet tegelijk duister en helder zijn.
Deze stelling heeft in ieder geval twee consequenties:
1. alle heldere poëzie is geen goede poëzie. Dante, Gezelle, Leo Vroman, Antjie Krog: geen van dezen mag zich dichter noemen.
2. Hermetische dichters zijn volkomen onhelder en dus geen dichters.
Op deze consequenties valt nogal wat af te dingen.
Conclusie: Claus heeft ongelijk.
Dit is geen duister, wel een moeilijk gedicht, Dettie. Je moet de persoon Vroman goed kennen en weten dat hij een vooraanstaand wetenschapper was die zich altijd verwonderd heeft over alles wat bestaat tot op zijn onderzoeksniveau van het bijna allerkleinste. Bovendien is hij een groot dichter wat wel blijkt uit dit door jou uitgekozen gedicht.Dettie schreef:Hier een voorbeeld, dit vind ik geen helder gedicht van Leo Vroman (wel erg mooi)
Dettie, jij hebt nog een uitleg van dit gedicht van Vroman van mij tegoed.
Psalm
Groei voort in Uw veelaardigheid, Systeem,
groei voort, steeds onbekendere Wildernis
uit bergtochten die ik niet meer onderneem
waar ik in droom dat wat er was, nog is.
[i]Zoals bekend spreekt Vroman de natuur aan met Systeem. Met de Wildernis bedoelt hij zijn gedachtenwereld die er zich steeds meer bij neerlegt dat hij er niet uit komt, hij probeert het eigenlijk niet meer, hij onderneemt geen bergtochten meer door de geheimen van de natuur met zijn grootse vergezichten. (je moet dit op atomaire en moleculaire schaal zien) Volgens mij moet er staan "droomde" i.p.v. "droom". Nu is het wat paradoxaal . Eigenlijk bedoelt hij hier dat hij de inzichten die hij vroeger had moet opgeven omdat hij het wezen van de natuur niet meer begrijpt.
Als mijn lichaam door mijn hoofd zal zijn vervangen,
en dan door daarvan de herinnering
en hoe de aarde geurde van verlangen
en van het ongebeurde dat verging
zal ik door lagen lichtgetinte wazen
bewogen door bewegenden bewegen,
mij over Uw vermaande zon, verdwenen regen
verbazen in het vervagen van verbazen
dat ik nog wouden, weide van U denken kan,
hoe ik het poezels van Uw pluimgras voelde
en meende dat ik wist wat U bedoelde.
Daarom nog eventjes. En dan:
Vroman peinst hier, droomt door lichtgetinte wazen, alles wordt onduidelijker, over het einde van de aarde, als alles voorbij is, de zon is vermaand, maan geworden, uitgeblust. Zijn verbazen, dit is zijn wetenschappelijke verwondering over alles, is aan het vervagen, de regen is verdwenen. Toch hoopt hij dat hij nog aan de weiden en wouden, de poezels van het pluimgras denken kan, toen hij nog dacht dat hij wist wat het Systeem bedoelde.
geniet als ik van mijn afwezigheid
en ril met mij van heimwee naar die tijd
[i]De paradox van er niet meer zijn en toch rillen van heimwee. Hij neemt er met de lezer alvast een voorschot op.[/i]
Leo Vroman:
Uit: Psalmen en andere gedichten.
Amsterdam, Querido, 1995