Verzwegen gedicht I
Hij bracht de geur mee van het hout
dat hij die dag bewerkte, in zijn haar
hier en daar nog spaanders, in zijn ogen
de donkerte van verre wouden.
Hij sprak zo goed als nooit, alleen maar
het noodzakelijkste toen een blik
niet kon volstaan. Wij vreesden
en vereerden hem als God,
bleven in onze kleine woorden steken, hielden
de adem in wanneer hij met vereelte
duim ons voorhoofd merkte voor de nacht.
Wij luisterden gespannen naar de stilte
daar beneden, en sliepen met de glimlach in
bij het gedroomde zingen van hààr stem.
© Christina Guirlande
Uit ‘Sporen in een holle weg’
Uitg. Het Punt, 2016