Tongebreek


Wij konden ons verstaan. Wij stemden met ons in.
Toen brak van één de tong. Hem sloeg de taal uiteen.

Het was een stille dag. Wij wisten het nog niet.
Wij zouden snel verspreid. Wij zouden ruw verstrooid.

Wij zouden weg van huis en haard. Onze vaders
achterlatend naar een verre streek. Zonder naam

en met een dikke strot. Mompel klonk voortdurend
om ons heen. Gelach. Geklaag. Gebed. Geteem.

De wereld was zo groot. Wij werden her en der
gemoord. Geduld. Gehoord. Zij konden ons verstaan

en deden dat met harde hand. Of zacht. Of niet.
Wij bouwden ons een huis. Maar wat geen spraak beschrijft

hangt als de - hangt voornaam - hangt - hangt nog
als een nevel - steekt als een angel in de keel.


Chrétien Breukers
Uit: Tongebreek & Niemendal,
Weideblik, 2008