en planten hun aarde ten zeerste bevroeden
zo drijvend op een lange zijden zeewind
blies jij in mijn gebied je oevers, mistiger,
heb jij verdriet voortdurend op mij ingesproken
zoals ook regen steeds zoekt een natuurlijk versmelten.
en groeit nu dit bitter stromen rustiger, zijns ondanks, en
opgesierd met vreemde dingen van het maanspel -
het blijft mijn grondwater van dagelijks versterven
en jij en ik is dood en verder machteloos.
© Cees Nooteboom
uit: Koude gedichten,
Em. Querido, Amsterdam 1956