Geplaatst: 29 mei 2008 06:23 pm
Amstelstation 7.1.76/9.15 uur
Je hebt me in de trein
opnieuw getroffen
er is geen beeld, er staat een scherm
van woorden
dat je aan het oog onttrekt
hoewel door jou gewekt en twintig jaar
geschaduwd
wist je altijd ongezien te blijven
men mocht niets meer van je weten
dat je in je brieven schreef
”Ik ben geschonden
en gebeten
maar ik leef”
je schreef
“Het sap
zal spoedig door de takken stromen”
jij overheilig wijf
je bent in alles
wat ik schrijf aanwezig
steeds het galgenaas van godgeleerden
kreeg je soms gestalte,
nooit een lijf
veel besproken en toch
onbeschreven ben je
slechts als tekstlichaam intact gebleven
men las liefde en seizoenen af
aan je gegroefde huidstructuur
winter duurde eeuwen;
kou vrat je niet aan
wat strijd om het bestaan was
werd de kunst van overleven
nog zijn de tijden guur en wij
al voor de oerschreeuw aangetast
nu ik je aanraak met je ogen
zie ik weer
de glans van donker woordglazuur
H.C. Ten Berge
Uit: Nieuwe gedichten
Wie durft het aan dit prachtige maar moeilijke gedicht te verklaren?
Een dezer dagen zal ik ook een poging wagen.
Pieter
_________________
"Hoed u voor de literatuur. Gebruik de woorden die het eerst bij je opkomen" J.P. Sartre
H.C. Ten Berge Amstelstation 7.1.76/9.15 uur
Geplaatst: 30 mei 2008 04:57 am
Ik zal maar een poging wagen omdat ik er nu de tijd voor heb. Zowat elke strofe van dit gedicht maakt nieuwsgierig naar de betekenis. Maar het gedicht is niet hermetisch zoals bijv. de gedichten van Hans Faverey of Philip Ingelse, je hebt hier direct de indruk dat het een te begrijpen gedicht is.
De strofes lijken soms tegenstrijdig en door het gedicht een aantal keren over te lezen ga je je afvragen tegen wie de dichter het eigenlijk heeft.
In eerste instantie denk je dat het een persoon is die brieven schrijft
en een gegroefde huidstructuur heeft. Dat zijn de enige concrete dingen die over de "mogelijke" persoon worden gezegd. De overige strofes zeggen wel iets over het "opnieuw ontmoete" maar dit slaat niet direct op een persoon, het is iets abstracts.
Je gaat hier toch wel sterk twijfelen of het over een persoon gaat. Maar wat in bovenstaande strofes wordt bedoeld is nog niet duidelijk.
De dichter voert hier ineens het neutrale "men" in, waar i.h.a. de omgeving mee bedoeld wordt. Daarom trek ik de conclusie dat met de "je" de dichter zichzelf bedoelt, die in dichterlijke zinnen is gaan schrijven, maar hij hield dat verborgen voor de omgeving.
Hij is op dat station geen persoon tegengekomen maar een vorm van dichterlijke inspiratie, misschien ook wel enigszins religieus zoals uit blijkt uit:
Ook uit de prachtige strofes die volgen blijkt steeds meer dat de dichter niet tegen een persoon spreekt maar tegen de als persoon voorgestelde poëtische drang en inspiratie. Dat is mijn uitleg maar ik ruil hem graag in voor een betere.
Pieter_____
____________
"Hoed u voor de literatuur. Gebruik de woorden die het eerst bij je opkomen" J.P. Sartre
Ik zal maar een poging wagen omdat ik er nu de tijd voor heb. Zowat elke strofe van dit gedicht maakt nieuwsgierig naar de betekenis. Maar het gedicht is niet hermetisch zoals bijv. de gedichten van Hans Faverey of Philip Ingelse, je hebt hier direct de indruk dat het een te begrijpen gedicht is.
De strofes lijken soms tegenstrijdig en door het gedicht een aantal keren over te lezen ga je je afvragen tegen wie de dichter het eigenlijk heeft.
In eerste instantie denk je dat het een persoon is die brieven schrijft
en een gegroefde huidstructuur heeft. Dat zijn de enige concrete dingen die over de "mogelijke" persoon worden gezegd. De overige strofes zeggen wel iets over het "opnieuw ontmoete" maar dit slaat niet direct op een persoon, het is iets abstracts.
er is geen beeld, er staat een scherm
van woorden
dat je aan het oog onttrekt
hoewel door jou gewekt en twintig jaar
geschaduwd
wist je altijd ongezien te blijven
Je gaat hier toch wel sterk twijfelen of het over een persoon gaat. Maar wat in bovenstaande strofes wordt bedoeld is nog niet duidelijk.
men mocht niets meer van je weten
dat je in je brieven schreef
”Ik ben geschonden
en gebeten
maar ik leef”
je schreef
“Het sap
zal spoedig door de takken stromen
”
De dichter voert hier ineens het neutrale "men" in, waar i.h.a. de omgeving mee bedoeld wordt. Daarom trek ik de conclusie dat met de "je" de dichter zichzelf bedoelt, die in dichterlijke zinnen is gaan schrijven, maar hij hield dat verborgen voor de omgeving.
Hij is op dat station geen persoon tegengekomen maar een vorm van dichterlijke inspiratie, misschien ook wel enigszins religieus zoals uit blijkt uit:
jij overheilig wijf
je bent in alles
wat ik schrijf aanwezig
steeds het galgenaas van godgeleerden
kreeg je soms gestalte,
nooit een lijf
Ook uit de prachtige strofes die volgen blijkt steeds meer dat de dichter niet tegen een persoon spreekt maar tegen de als persoon voorgestelde poëtische drang en inspiratie. Dat is mijn uitleg maar ik ruil hem graag in voor een betere.
Pieter_____
____________
"Hoed u voor de literatuur. Gebruik de woorden die het eerst bij je opkomen" J.P. Sartre
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 0 gasten