Wintergedichten
Geplaatst: 01 dec 2008 05:40 pm
De vlokken dwarrelen..., het cliché krijgt hier opnieuw zijn volle betekenis door de toevoeging als in schoolopstellen.
Hoeveel kinderen begonnen hun verplicht opstel niet op die manier!
We worden weer wat het kind dat we ooit waren.
Ook nu schrijven de kinderen wat zij nu allemaal wel / voelen moeten.
Een inkijk in de kindertijd.
mira
De vlokken dwarrelen..., het cliché krijgt hier opnieuw zijn volle betekenis door de toevoeging als in schoolopstellen.
Hoeveel kinderen begonnen hun verplicht opstel niet op die manier!
We worden weer wat het kind dat we ooit waren.
Ook nu schrijven de kinderen wat zij nu allemaal wel / voelen moeten.
Een inkijk in de kindertijd.
mira
Geplaatst: 03 dec 2008 12:10 pm
Dit gedicht vind ik zo mooi;
SNEEUW
Het sneeuwt, niet jachtig, eerder tastend,
alsof het wit naar zwarte plekken zoekt.
Maar heel het landschap ligt al volgeboekt.
De dag staat zwaarbepakt om te vertrekken.
De bomen dromen rechtop in de sneeuw,
verwonderd en in hun verwondering verrast.
De vorst heeft ieder takje afgetast.
Het is windstil, er valt niets te ontdekken.
De laatste vlokken vallen, in de lucht
zweeft al wat zonlicht, geel en droog.
En vogels, eerstgeborenen van het oog,
haasten zich om de schade te herstellen.
Adriaan Morrien,
uit Verzamelde gedichten,
Van Oorschot, Amsterdam 1994
Meteen al die eerste twee regels..je vóelt bijna de sneeuw vallen, niet jachtig, eerder tastend..prachtig.
Wil
Dit gedicht vind ik zo mooi;
SNEEUW
Het sneeuwt, niet jachtig, eerder tastend,
alsof het wit naar zwarte plekken zoekt.
Maar heel het landschap ligt al volgeboekt.
De dag staat zwaarbepakt om te vertrekken.
De bomen dromen rechtop in de sneeuw,
verwonderd en in hun verwondering verrast.
De vorst heeft ieder takje afgetast.
Het is windstil, er valt niets te ontdekken.
De laatste vlokken vallen, in de lucht
zweeft al wat zonlicht, geel en droog.
En vogels, eerstgeborenen van het oog,
haasten zich om de schade te herstellen.
Adriaan Morrien,
uit Verzamelde gedichten,
Van Oorschot, Amsterdam 1994
Meteen al die eerste twee regels..je vóelt bijna de sneeuw vallen, niet jachtig, eerder tastend..prachtig.
Wil
Geplaatst: 03 dec 2008 07:20 pm
De dichter observeert, ziet, geeft eigen 'betekenis' aan het gebeuren. Vooral de personificaties doen het: de sneeuw tast, zoekt naar zwarte plekken, de bomen dromen en zijn verwonderd, de dag is vertekkensklaar...
Een gedicht om te herlezen en veel in te ontdekken.
mira
De dichter observeert, ziet, geeft eigen 'betekenis' aan het gebeuren. Vooral de personificaties doen het: de sneeuw tast, zoekt naar zwarte plekken, de bomen dromen en zijn verwonderd, de dag is vertekkensklaar...
Een gedicht om te herlezen en veel in te ontdekken.
mira
Geplaatst: 04 dec 2008 09:52 pm
DE WINTERSCHILDER
Achter het grijze ijs op de sloot
liggen de velden tot aan
een onbesliste einder:
bestoft velours, versleten trijp, niet
ongelijk aan hoe in vroegere treinen
de banken waren bekleed.
Nevel en schemering doen wie het
eerste er is, negeren de
voortijlende Thalys.
Men zou wel schilder willen zijn
om dit gebrek aan kleur
op linnen te bewaren.
Maar ook zo kan de forens het
in zijn vlietend beeldarchief
opslaan voor later.
Die dan weer weet: het was genoeg
heel deze overvloed
aan schaarste
Jan Eijkelboom,
uit Het Arsenaal,
De Arbeiderspers, Amsterdam (2000)
Dit vind ik ook zo'n mooi gedicht Willeke
Dettie
DE WINTERSCHILDER
Achter het grijze ijs op de sloot
liggen de velden tot aan
een onbesliste einder:
bestoft velours, versleten trijp, niet
ongelijk aan hoe in vroegere treinen
de banken waren bekleed.
Nevel en schemering doen wie het
eerste er is, negeren de
voortijlende Thalys.
Men zou wel schilder willen zijn
om dit gebrek aan kleur
op linnen te bewaren.
Maar ook zo kan de forens het
in zijn vlietend beeldarchief
opslaan voor later.
Die dan weer weet: het was genoeg
heel deze overvloed
aan schaarste
Jan Eijkelboom,
uit Het Arsenaal,
De Arbeiderspers, Amsterdam (2000)
Dit vind ik ook zo'n mooi gedicht Willeke
Dettie
Geplaatst: 04 dec 2008 10:03 pm
Ja mooi he, vond ik ook, zo mooi beelden opgeschreven, je ziet het voor je, dat grijze weilend met rijp en nevel.
en ook het eind is mooi
Een overvloed aan schaarste.
Wil
Ja mooi he, vond ik ook, zo mooi beelden opgeschreven, je ziet het voor je, dat grijze weilend met rijp en nevel.
Nevel en schemering doen wie het
eerste er is,
en ook het eind is mooi
Die dan weer weet: het was genoeg
heel deze overvloed
aan schaarste
Een overvloed aan schaarste.
Wil
Geplaatst: 04 dec 2008 10:12 pm
Even dit gedicht hernomen.
De eerste twee regels zijn al prachtig:
Het sneeuwt, niet jachtig, eerder tastend,
alsof het wit naar zwarte plekken zoekt.
En ook dit:
De vorst heeft ieder takje afgetast.
en verder:
En vogels, eerstgeborenen van het oog,
intrigerend beeld.
De tijd ontbreekt me voor grondiger analyse, sorry.
Maar alvast bovengeciteerde regels vind ik erg geslaagd.
Tiba.
SNEEUW
Het sneeuwt, niet jachtig, eerder tastend,
alsof het wit naar zwarte plekken zoekt.
Maar heel het landschap ligt al volgeboekt.
De dag staat zwaarbepakt om te vertrekken.
De bomen dromen rechtop in de sneeuw,
verwonderd en in hun verwondering verrast.
De vorst heeft ieder takje afgetast.
Het is windstil, er valt niets te ontdekken.
De laatste vlokken vallen, in de lucht
zweeft al wat zonlicht, geel en droog.
En vogels, eerstgeborenen van het oog,
haasten zich om de schade te herstellen.
Adriaan Morrien,
uit Verzamelde gedichten,
Van Oorschot, Amsterdam 1994
Even dit gedicht hernomen.
De eerste twee regels zijn al prachtig:
Het sneeuwt, niet jachtig, eerder tastend,
alsof het wit naar zwarte plekken zoekt.
En ook dit:
De vorst heeft ieder takje afgetast.
en verder:
En vogels, eerstgeborenen van het oog,
intrigerend beeld.
De tijd ontbreekt me voor grondiger analyse, sorry.
Maar alvast bovengeciteerde regels vind ik erg geslaagd.
Tiba.
Geplaatst: 11 dec 2008 04:01 pm
Even het wintergedicht van Patty Scholten hier ook geplaatst.
Ik ontdekte die dichteres net.
mira
Even het wintergedicht van Patty Scholten hier ook geplaatst.
Sneeuwbui
Het nieuwe jaar begint met zachte vlokken
die zachtjes dalen en onwillig landen.
Het aarden wordt hun dooi, of ze zich branden
aan warme aardkorst, hete huizenblokken.
De aarde drinkt de sneeuw met grote slokken
en raakt verkild tot in haar ingewanden.
De vlokken winnen door hun massa. Wanden
van groen worden van spikkelwit doortrokken.
De grondverf dekt. Dimensies dijen uit.
En kijk, daar is de kerstkaart, rijstepap.
Een hond danst lachend - met een wolvensnuit
door zindelijk wit Hollands poollandschap.
Een Alptraum van één dag. De witte bruid
lost zachtjes schreiend op in grijze drab.
Patty Scholten
Uit: ongekuste kikkers
Atlas Amsterdam 1997
Ik ontdekte die dichteres net.
mira
Geplaatst: 22 dec 2008 06:51 pm
DECEMBER
Al de bladers zijn verdronken
in het water, in de regen,
en het donker bos staat open,
en de droppelende stronken
staan verlaten aan de wegen,-
kille winter laat één sprokkel
aan een hart, dat niet mag hopen!
Al de zon is uitgeblonken,
en het jaar is heengezegen,
en mijn handen zijn nog open,
en mijn hart is leeggeschonken,
en het heeft niets weergekregen,-
schemer laat één lichte sprankel
aan een hart, dat niet mag hopen!
En de dag is neergezonken,
en de nacht is opgestegen,
en mijn ogen zijn nog open,
en zijn duizend witte vonken
hebben zo doodstil gezwegen,-
klare nacht laat éne starre
aan een hart, dat niet mag hopen!
C.S. ADAMA VAN SCHELTEMA
Uit:Zwervers verzen 1904
mira
DECEMBER
Al de bladers zijn verdronken
in het water, in de regen,
en het donker bos staat open,
en de droppelende stronken
staan verlaten aan de wegen,-
kille winter laat één sprokkel
aan een hart, dat niet mag hopen!
Al de zon is uitgeblonken,
en het jaar is heengezegen,
en mijn handen zijn nog open,
en mijn hart is leeggeschonken,
en het heeft niets weergekregen,-
schemer laat één lichte sprankel
aan een hart, dat niet mag hopen!
En de dag is neergezonken,
en de nacht is opgestegen,
en mijn ogen zijn nog open,
en zijn duizend witte vonken
hebben zo doodstil gezwegen,-
klare nacht laat éne starre
aan een hart, dat niet mag hopen!
C.S. ADAMA VAN SCHELTEMA
Uit:Zwervers verzen 1904
mira
Geplaatst: 05 jan 2009 10:32 am
Koud
Winter nadert.
Ik voel het aan de lucht
en aan de woorden, die ik schrijf.
Alles wordt klaarder: de straat
is tot aan zijn eind te zien. De woorden
hebben geen eind.
Ik ben dichter
bij de waarheid in december
dan in juli. Ik ben dichter
bij gratie van de kalender, lijkt het
soms wel. Toch, de woorden niet, de steden
nemen hun eind.
Als er ergens,
zomer en winter, maar een ster
brandde, die een fel wit licht gaf.
Ik zeg een ster, maar het
mag alles zijn. Als het maar brandt en
woorden warmte geeft.
Maar ik geloof
niet, en 's winters nog minder, aan
zo'n ster. In woorden moet ik geloven.
Maar wie kan dat? Ik ben
een stem, stervend en koud, vol
winterse woorden.
Remco Campert
Uit: Berchtensgaden,
De bezige bij, Amsterdam 1953
mira
Koud
Winter nadert.
Ik voel het aan de lucht
en aan de woorden, die ik schrijf.
Alles wordt klaarder: de straat
is tot aan zijn eind te zien. De woorden
hebben geen eind.
Ik ben dichter
bij de waarheid in december
dan in juli. Ik ben dichter
bij gratie van de kalender, lijkt het
soms wel. Toch, de woorden niet, de steden
nemen hun eind.
Als er ergens,
zomer en winter, maar een ster
brandde, die een fel wit licht gaf.
Ik zeg een ster, maar het
mag alles zijn. Als het maar brandt en
woorden warmte geeft.
Maar ik geloof
niet, en 's winters nog minder, aan
zo'n ster. In woorden moet ik geloven.
Maar wie kan dat? Ik ben
een stem, stervend en koud, vol
winterse woorden.
Remco Campert
Uit: Berchtensgaden,
De bezige bij, Amsterdam 1953
mira
Winter
Winter is het, Kerstmis spoedig,
Onder het poetsen wordt geoefend
In het zingen door mijn moeder.
Donker is het dagelijks vroeger,
Koper blinkt, de kachel brandt.
In de koude hak ik hout.
Sterren schieten uit de schoorsteen,
Regenen wensen naar beneden
Waar standvastig en aanbeden
Venus op de dakpunt staat.
Binnen ruikt het naar gebak
Dat de oven heeft verlaten
En naar vlees dat wordt gebraden.
Voeten rennen door de kamers,
Stemmen wisselen kreten uit.
Onbeschaamd als blauwe luchten
Waar een sneeuwbui zich in uitschudt,
Vliegensvlug in achterhalen
Van wie vluchtend en toch dralend
Zo mijn kussen niet ontloopt -
Fantoom van licht, waar heb je je
Verstopt? Lig je, slaap je, heb
Je je sterren van ogen dicht?
Ruwe nimf ben je, vlinderlicht
Je lieftallige hielen gelicht.
Verlegenheid heeft appelrode wangen,
Je kunt ze proeven, kunt ze vangen,
Kunt ze tussen het sparregroen hangen,
Blozende als zonsondergangen
Zijn ze, gave, glanzende vrucht.
Winter is het, Kerstmis nadert,
Het huis in rust en het ademt
Uit zijn schoorsteen witte rook.
De hemel is bestrooid met sterren,
Een pruik van sneeuw ligt op de dennen,
Men is thuis, er wordt gestookt.
Elly de Waard
uit: Strofen, De Harmonie, Amsterdam 1983
Tiba.
Winter is het, Kerstmis spoedig,
Onder het poetsen wordt geoefend
In het zingen door mijn moeder.
Donker is het dagelijks vroeger,
Koper blinkt, de kachel brandt.
In de koude hak ik hout.
Sterren schieten uit de schoorsteen,
Regenen wensen naar beneden
Waar standvastig en aanbeden
Venus op de dakpunt staat.
Binnen ruikt het naar gebak
Dat de oven heeft verlaten
En naar vlees dat wordt gebraden.
Voeten rennen door de kamers,
Stemmen wisselen kreten uit.
Onbeschaamd als blauwe luchten
Waar een sneeuwbui zich in uitschudt,
Vliegensvlug in achterhalen
Van wie vluchtend en toch dralend
Zo mijn kussen niet ontloopt -
Fantoom van licht, waar heb je je
Verstopt? Lig je, slaap je, heb
Je je sterren van ogen dicht?
Ruwe nimf ben je, vlinderlicht
Je lieftallige hielen gelicht.
Verlegenheid heeft appelrode wangen,
Je kunt ze proeven, kunt ze vangen,
Kunt ze tussen het sparregroen hangen,
Blozende als zonsondergangen
Zijn ze, gave, glanzende vrucht.
Winter is het, Kerstmis nadert,
Het huis in rust en het ademt
Uit zijn schoorsteen witte rook.
De hemel is bestrooid met sterren,
Een pruik van sneeuw ligt op de dennen,
Men is thuis, er wordt gestookt.
Elly de Waard
uit: Strofen, De Harmonie, Amsterdam 1983
Tiba.
Ik ben het met je eens, Mira.
Hieronder eentje van mijzelf.
Wintergedicht
J.C. Bloem gaat schaatsen
Glijden
De ingevallen dooi van vannacht
dwingt me voor het laatst op het ijs,
maar in mijn glijden is verdriet,
het is niet de dooi, die is het niet.
Het is dat onze liefde is vergaan
door wederzijds en redeloos verwijt
en dat we het herstel verspeelden
in de vergleden tijd.
Vier meeuwen zweven met mij mee
in een glijdend wisselspel,
het landschap is troosteloos zwartwit,
sneeuw smeltend op een akkerveld.
Ook op de oevers smelt de sneeuw,
alles verdwijnt en ik besef
dat mijn leven leeg is
als het doelloos zeilen van een meeuw.
Straks is alle aarde zwart,
zwart, tot het weer gaat sneeuwen;
dat is een troost:
toedekken is een vorm van vergeven.
Pieter
Hieronder eentje van mijzelf.
Wintergedicht
J.C. Bloem gaat schaatsen
Glijden
De ingevallen dooi van vannacht
dwingt me voor het laatst op het ijs,
maar in mijn glijden is verdriet,
het is niet de dooi, die is het niet.
Het is dat onze liefde is vergaan
door wederzijds en redeloos verwijt
en dat we het herstel verspeelden
in de vergleden tijd.
Vier meeuwen zweven met mij mee
in een glijdend wisselspel,
het landschap is troosteloos zwartwit,
sneeuw smeltend op een akkerveld.
Ook op de oevers smelt de sneeuw,
alles verdwijnt en ik besef
dat mijn leven leeg is
als het doelloos zeilen van een meeuw.
Straks is alle aarde zwart,
zwart, tot het weer gaat sneeuwen;
dat is een troost:
toedekken is een vorm van vergeven.
Pieter
Winter
Het wordt steeds kouder in dit huis.
Tocht waart zuchtend door de kamers.
Rijp maakt bloemen op de ramen.
Kleuren zijn verwelkt tot grijs.
Huiver kruipt door onze lakens.
Twijfel slaapt er tussenin.
Wij liggen rillend naast elkaar
en staren zonder lust of zin.
Je lippen zijn van ijs en steen.
Mijn hart bevriest bij elke zoen.
Lief, ik weet niet wat te doen:
langzaam wordt het winter
om ons heen.
Ingmar Heytze
Uit: Aan de bruid.
Uitgeverij Podium, Amsterdam, 2000
Het wordt steeds kouder in dit huis.
Tocht waart zuchtend door de kamers.
Rijp maakt bloemen op de ramen.
Kleuren zijn verwelkt tot grijs.
Huiver kruipt door onze lakens.
Twijfel slaapt er tussenin.
Wij liggen rillend naast elkaar
en staren zonder lust of zin.
Je lippen zijn van ijs en steen.
Mijn hart bevriest bij elke zoen.
Lief, ik weet niet wat te doen:
langzaam wordt het winter
om ons heen.
Ingmar Heytze
Uit: Aan de bruid.
Uitgeverij Podium, Amsterdam, 2000
~ Het is een kunst om de zee in een glas te vangen ~
(naar: Italo Calvino)
(naar: Italo Calvino)
Terug naar “Thema's in de poëzie”
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 2 gasten